Waarom is Erdogan kwaad op Macron en Wilders? Zijn de Turken dat ook? (II)

Biedt de NAVO en de Douane Unie voldoende perspectieven voor herstel van de betrekkingen tussen de EU en Turkije?

In mijn vorige blog had ik de stelling opgeworpen dat de boosheid van Erdogan op Macron en Wilders niet alleen verklaard kan worden door zijn islamitische wortels en aspiraties, en had op een andere factor gewezen: zijn ressentiment tegen de Europese Unie. Volgens hem onthoudt de EU Turkije het lidmaatschap omdat het een islamitisch land is.

Erdogan is niet alleen boos op Macron en Wilders, onder zijn bewind voert Turkije sinds een paar jaar een zeer assertief buitenlandbeleid. Met zijn militaire aanwezigheid in Syrië, in het oosten van de Middellandse Zee en Libië is Turkije een actieve speler in zijn regio geworden. ‘Erdogan wil zich profileren als de leider van de moslimwereld! Hij wil het Neo-Ottomanisme laten herleven!’ hoor je in internationale media.

Ik heb altijd moeite gehad met de hypothesen die internationale processen met expansiedrift van individuen verklaren. De geschiedenis leert ons dat streven naar hegemonie altijd een krachtig motief gebleken is, dat Erdogan ook niet vreemd moet zijn. De geschiedenis leert ons ook dat expansiedrift ontstaat en geactiveerd wordt door het luchtledige in de internationale politiek. En zoals men weet: (internationale) politiek verdraagt geen vacuüm. Er ontstaan altijd tegenbewegingen die het vacuüm opvullen. De intentie om historische processen te verklaren met expansiedrift van personen verhult een wetmatigheid en staat een objectieve analyse in de weg. Dit is mijn eerste bezwaar.

Mijn tweede bezwaar is het volgende: nadruk leggen op expansiedrift demoniseert de ‘persoon in kwestie’ – in dit geval Erdogan – , onttrekt de werkelijkheid achter het conflict aan het zicht en blokkeert de inspanningen om een blijvende oplossing te vinden.

Het is mijns inziens vruchtbaarder om het buitenlandbeleid van Turkije vanuit de eigen dynamiek van internationale betrekkingen te analyseren en te beginnen met de vraag: ‘Waarom zet Turkije de laatste jaren in toenemende mate hard power in?’

Deze vraag is relevant, want gedurende eerste acht jaar van zijn bewind, tot 2010, bediende Erdogan zich ruimschoots van soft power. Als het enige moslimland dat democratie en de islam kon verenigen en hard op weg was om lid van de Europese Unie te worden was Turkije aantrekkelijk geworden voor de buitenlandse investeerders en had een voorbeeld functie voor de moslimlanden. Het land had goede betrekkingen met landen in zijn regio en de Europese Unie.

Een antwoord dat voor de hand ligt is dat Turkije militair machtiger is geworden dan tien jaar geleden. Maar dit antwoord is niet voldoende omdat er aan inzet van hard power meestal een motief of een doel ten grondslag ligt. Als dat doel begrepen kan worden vanuit de eigen dynamiek van internationale betrekkingen, dan valt erover te praten en kan men naar mogelijkheden zoeken om diplomatie (weer) de kans te geven. Ook leiders met expansiedrift zetten hard power als laatste middel in. Want het is riskant en bezorgt eerder rivalen dan vrienden.

Dus ‘Wat is het doel van Turkije?’

Mijn antwoord luidt: ‘Turkije wil zich in zijn regio en in relatie tot de Europese Unie herpositioneren voor betere relaties.’ Daarbij vormt de Douane Unie een belangrijk instrument. Turkije sloot in 1995 een verdrag tot een douane unie dat vrije handel in goederen tussen de partijen mogelijk maakte.

Dit antwoord doet meer recht aan de werkelijkheid en maakt Erdogan tot een gesprekspartner. Zo kan men kansen creëren voor onderhandelingen.

Wat bedoel ik met herpositioneren?

Het uiteenvallen van de Sovjet Unie eind jaren tachtig van de vorige eeuw heeft tot een aanzienlijke machtsverschuiving in internationale betrekkingen en tot nieuwe allianties geleid.

Het heeft in de eerste plaats een eind gemaakt aan het het bipolaire evenwicht in de wereld. De Sovjet Unie verloor zijn status als supermacht. De VS had geen rivaal van betekenis meer en bleef als enige supermacht over. Het Warschaupact werd ontbonden en vormde geen bedreiging meer voor het Westen. De meeste voormalige lidstaten werden in de NAVO opgenomen en sommige, zoals Polen, Hongarije en Bulgarije, werden toegelaten tot de Europese Unie.

Na de verdwijning van de dreiging verloor de VS gaandeweg hun belangstelling voor de NAVO en eisten onder het bewind van Trump van de NAVO lidstaten hun bijdrage te verhogen. Daarnaast wendden de VS hun  middelen in toenemende mate aan voor de krachtmeting met een opkomend China.

Het was even wennen voor Europa dat gewoon was onder de bescherming van de VS te opereren. In een wereldorde die in toenemende mate gedomineerd wordt door de VS en China en de rivaliteit tussen de twee machten, maakt de noodzaak voor de Europese Unie om een derde machtsblok te vormen opeens urgent. Een gezamenlijk defensiebeleid is een vereiste. Het lijkt echter geen gemakkelijke opgave voor een EU die politieke integratie nog niet heeft voltooid. Om deze reden werd ze bijvoorbeeld verrast door vluchtelingenstroom die ze niet kon beheersen. In de landen waar de bron van de problematiek lag, Syrië en Libië, kon de EU geen rol van betekenis spelen.

Rusland en Turkije vulden het vacuüm op.

Rusland en Turkije bleken, ondanks verschillen in hun doelen en belangen, goed samen te werken in Syrië. Ooit, gedurende de Koude Oorlog, waren deze landen rivalen van elkaar. Als lidstaat en de verdediger van de zuidflank van de NAVO had Turkije duidelijk voor het Westen gekozen. Het land onderhield economische betrekkingen met de toenmalige Sovjet Unie maar die gingen niet verder dan het bouwen van dammen en olieraffinaderijen in Turkije.

Het uiteenvallen van de Sovjet Unie, het verdwijnen van de dreiging door het Warschauwpact tevens de verzwakking van de rol van de NAVO maakten de manoeuvreerruimte van Turkije groter. Het land kon wisselende bondgenootschappen met Rusland aangaan en wist de samenwerking op een strategisch niveau te tillen, ook in militair opzicht met de aanschaf van de Russische S-400 middellangeafstandsraketten.

Het Westen wil kennelijk een Turkije zien zoals het land in tijden van de Koude Oorlog was, maar gaat er aan voorbij dat de omstandigheden in de laatste decennia drastisch veranderd zijn. De strategische ligging van het land tussen politiek instabiele regio’s, te weten: het Midden-Oosten, de Balkan, de Kaukasus en het oosten van de Middellandse Zee zou Turkije ook zonder een leider als Erdogan tot een actieve rol aansporen. Maar de stijl zou wellicht anders zijn.

Turkije wil zich niet alleen in de regio waar het ligt, maar ook in relatie tot de Europese Unie herpositioneren. Turkije vindt de EU als investeerder en economische partner (de helft van de export is voor rekening van Europa) nog steeds belangrijk en heeft haar nodig. Echter: het perspectief op volledige EU-lidmaatschap is praktisch verdwenen en de Douane Unie biedt geen bevredigend kader voor Turkije. Het huidige verdrag maakt vrije handel in goederen mogelijk maar sluit landbouw en diensten uit. Daarnaast profiteert Turkije niet van de vrijhandelsakkoorden die de EU met de derde landen sluit.

Het land wil op zijn minst de Douane Unie verbreden maar de EU blijkt niet bij machte om op de een of andere manier Turkije tegemoet te komen. Daarvoor ontbreekt het de EU aan een lange termijn visie en een strategische blik op Turkije en zijn regio om naar gezamenlijke belangen te zoeken die breder zijn dan het vluchtelingenverdrag.

Het argument van de EU dat Turkije zijn huiswerk niet goed heeft gedaan klinkt, hoewel het terecht is,  in de oren van Turkije al lang niet geloofwaardig meer en de EU mist elke grondslag om invloed op Turkije uit te oefenen. Blijven hameren op dit argument ontlokt als tegen argument van Turkije dat de EU een dubbele moraal hanteert (zie het vorige blog), en zet de betrekkingen op slot.

Als de EU ooit haar begerenswaardige positie in de ogen van de Turken gedurende de eerste acht jaar van Erdogans bewind wil herwinnen moet zij een nieuw perspectief bieden waarin Turkije zich kan vinden. De actualisering van de Douane Unie kan wellicht een goed begin zijn.

Foto van Kerim Göçmen
Kerim Göçmen

Kerim Göçmen werd in 1957 geboren in Izmit, een stad ten oosten van Istanbul. Hij bracht zijn jeugd door in diverse plaatsen in Turkije, waar zijn vader het ambt van rechter uitoefende. In 1974 begon hij met de studie werktuigbouwkunde in Ankara. Drie jaar later kwam hij op uitnodiging van zijn tante naar Nederland. Hij veranderde van studie en koos voor politicologie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam.  Het geheim van de kromme neuzen was zijn debuut, daarna verschenen Rode kornoeljes en Kroniek van mijn schoolvakanties.