Waarom is Erdogan kwaad op Macron en Wilders? Zijn de Turken dat ook? (III)

Biedt het binnenlandse krachtenveld in Turkije voldoende borg voor concentratie van macht? (2)

In de vorige blog heb ik gesteld dat de democratische driehoek in Turkije niet werkt, omdat de staat hierin teveel macht bezit. De politieke partijen die de staatsmacht weten te verwerven hebben altijd een grote voorsprong gehad om hun macht ten koste van de twee andere spelers van de democratische driehoek te verbreden, te weten: de burgermaatschappij (maatschappelijk middenveld) en de markt (de economie).

De AKP van Erdogan vormt hierop geen uitzondering. De vraag is hoe het komt dat zijn partij al negentien jaar onafgebroken aan de macht kan blijven en dat hijzelf nog altijd ongekend populair is – zelfs al laten de laatste twee jaar een afname van zijn populariteit zien. Sinds de invoering van het meerpartijenstelsel in 1950 zijn, enkele korte perioden nagelaten, rechts-conservatieve partijen aan de macht geweest; links heeft bij hoge uitzondering staatsmacht weten te verwerven. Geen van die partijen heeft echter het succes van Erdogan kunnen evenaren. Het geheim ligt in de wijze waarop de AKP patronage aanwendt, een type relatie waarbij een patron (baas) gunsten aan zijn cliënt verleent in ruil voor diens loyaliteit.

Met nog altijd een flink aandeel in de financiële sector, en in bossen, weilanden en percelen rond steden, is de staat niet alleen de machtigste speler in de democratische driehoek, maar tevens een aantrekkelijke bron voor patronage.

Ook  Erdogans voorgangers maakten gretig gebruik van patronage. Om stemmen te winnen verhoogden ze, vlak voor de verkiezingen, vaak de prijzen van landbouwproducten om de gunst van de boeren te winnen. Soms kondigden ze ook een generaal pardon af voor nieuwe immigranten, de boeren die door de modernisering van de landbouw verarmd raakten en hun heil in de grote steden zochten. Zij bouwden vervolgens illegaal huizen op de staatsgronden rond de steden. De verstedelijking, sinds 1950 een permanent verschijnsel in Turkije, bleek een vruchtbare bron van patronage. Meestal pakte zo’n pardon slechts gedeeltelijk in het voordeel uit van de rechts-conservatieve partijen die hem introduceerden. De  immigranten kwamen in hun nieuwe omgeving in aanraking met linkse ideeën en stemden vervolgens meestal op de linkse partijen.

Erdogan werd in 1994 burgemeester van Istanbul, en zijn partijgenoten wonnen de lokale verkiezingen in de meeste steden. Zijn partij behaalde anno 2002 de absolute meerderheid in het parlement en stelde de staatsgronden rond de steden gratis of tegen zeer geringe kosten beschikbaar voor de arme dorpelingen die van het platteland naar grote steden bleven emigreren.

Met dank aan actieve en gemotiveerde vrijwilligers bouwde Erdogan een zeer functioneel netwerk op en zette het in voor patronagedoeleinden, zoals armenzorg en het aanbieden van banen bij de gemeente. Dankzij dit netwerk voorkwam hij dat zijn achterban zich van de partij vervreemde en op linkse partijen ging stemmen. De vrijwilligers bleven zich ontfermen over de nieuwe inwoners en wisten hen blijvend te binden aan de partij, uiteraard in ruil voor stemmen. Deze binding bleek zeer functioneel en duurzaam en ligt aan de basis van het aanhoudende succes van de partij.

Patronage zorgt er niet alleen voor dat de gunstverlener (de staat) meer macht heeft, maar ook dat de belangen van de drie spelers van de democratische driehoek in elkaar overvloeien. Een goed voorbeeld is de bezitsstructuur in de media. De meeste kranten en de particuliere tv-zenders – die bij uitstek onderdeel van de burgermaatschappij uitmaken en bij voorkeur onafhankelijk werken – zijn in handen van holdings die voor hun groei afhankelijk zijn van de staat, bijvoorbeeld voor aanbestedingen. Zij voeren zelfcensuur in om deze overheidssteun niet mis te lopen.

Zo ontstaat er een belangenverstrengeling tussen de drie spelers. Dit belemmert transparantie en autonomie, twee wezenlijke kenmerken van een goed functionerende democratische driehoek.

In het volgende blog sta ik stil bij de onschendbaarheid van de staat en de leiderschapscultus als twee verdere verklaringen voor het voortdurende succes van Erdogans AKP.

De foto is genomen in Sultanbeyli, een nieuw district in het Aziatische deel van Istanbul. Sultanbeyli is uit het niets ontstaan tijdens de AKP-periode, met dank aan de immigranten uit alle delen van Turkije die er op staatsgronden huizen bouwden. Het inwonertal in 2020 was 343.318.

Foto van Kerim Göçmen
Kerim Göçmen

Kerim Göçmen werd in 1957 geboren in Izmit, een stad ten oosten van Istanbul. Hij bracht zijn jeugd door in diverse plaatsen in Turkije, waar zijn vader het ambt van rechter uitoefende. In 1974 begon hij met de studie werktuigbouwkunde in Ankara. Drie jaar later kwam hij op uitnodiging van zijn tante naar Nederland. Hij veranderde van studie en koos voor politicologie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam.  Het geheim van de kromme neuzen was zijn debuut, daarna verschenen Rode kornoeljes en Kroniek van mijn schoolvakanties.