Werk

IMG_0778Terwijl ik met een gehuurde beukhamer op mijn knieën de dikke betonnen badkamervloer van mijn vrienden T. en L. aan stukken zat te breken, besefte ik dat de hoofdpersonen van bijna al mijn verhalen een fysiek zwaar beroep hebben.

Visboer, kok, bakker, timmerman, als het maar geen denkwerk is, en nooit zoiets verschrikkelijks als wetenschapper, jurist of schrijver.

Misschien is dat omdat ik me nooit een beeld heb kunnen vormen van wat men op een kantoor nu precies de hele dag doet.

Wanneer ik op feestjes kantoormensen leer kennen vraag ik vaak of ze een werkdag voor me willen beschrijven, maar ik heb nooit een bevredigend antwoord gekregen.

‘Wil je dat écht weten?’ zeggen ze meestal.

Als ik dan knik, mijn ogen opensper en mijn hoofd kantel om te laten merken dat ik oprecht geïnteresseerd ben, lijken ze te schrikken alsof ik hen betrapt heb op een leven van ledigheid dat jarenlang aan de omgeving verkocht is als net zo noodzakelijk en doorslaggevend als dat van ieder ander.

Het overmatig beschrijven van de gedachten van een personage – dacht ik terwijl ik het puin met een blik in gevlochten zakken aan het scheppen was – heeft op mij als lezer hetzelfde effect als het veelvuldig gebruik van dromen. Philip Roth schiet me als eerste voorbeeld te binnen. Ben ik geen fan van.

Omdat fictie een onwerkelijkheid is die de lezer voor waar moet accepteren, is het me vaak een brug te ver om mee te gaan in een droom binnen die droom. Daarnaast vind ik het een te makkelijke keus; iemand als Haruki Murakami voelt zich tenslotte ook niet gedwongen zijn absurdistische invallen als droom te verpakken.

Gelukkig lijkt met het vergrijzen van de droomduiding als therapeutisch uitgangspunt de droom als literaire truc uitstervende. Ik zie er tegenwoordig bijna niemand meer naar grijpen.

Terug bij het punt dat ik hoop te maken: maar heel zelden kom ik een uitgebreide theoretische gedachtegang van een hoofdpersoon tegen die me niet uit mijn willing suspension of disbelief haalt. Meestal wordt het personage te duidelijk gebruikt als spreekbuis voor de schrijver, die wat hij verder over de wereld te melden had ook nog even kwijt wilde.

Als geen enkel echt gesprek helemaal in volzinnen gevoerd wordt, hoe kom je er dan bij zoiets interns als een gedachte uit te schrijven? Bij zichzelf heeft een mens aan een half woord genoeg, lijkt me.

 

________________________________________________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind. 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.