Weten in zwart-wit

(Klik hier voor deel 1 van deze blogserie)

Recent zag ik A German Life uit 2016 van Christian Krönes. Het is een sober gefilmde documentaire waarin Brunhilde Pomsel (1911-2017) vertelt over haar leven tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zij ziet zichzelf als een doodgewone Duitse vrouw die toevallig werkte voor een van de hoogste nazi’s (Joseph Goebbels, minister van Propaganda). Na de oorlog zat ze een gevangenisstraf van vijf jaar uit; vervolgens keerde ze terug naar het ‘normale Duitse leven’. Pas vlak voor haar dood gaf Pomsel voor het eerst een interview. Ze was 103 jaar oud.

Van zeer dichtbij, in zwart-wit gefilmd, kijkt Pomsel langs de camera. Ze zucht, frunnikt aan haar ketting, sluit haar ogen. Ze spreekt bedachtzaam, traag. De kijker krijgt alle ruimte om zelf een mening te vormen. Hoe schuldig is ze? Waarom toont ze geen berouw?

Brunhilde Pomsel zegt nooit geïnteresseerd te zijn geweest in politiek. ‘Dat was voor een vrouw niet nodig,’ zegt ze. Ze vindt zichzelf slechts een onbeduidende figuur in de geschiedenis. Maar is dat niet juist het probleem? Eigenlijk schetst zij zichzelf daarmee precies als ‘de banaliteit van het kwaad’ zoals Hannah Arendt dit omschreef.

In Wat maakt een verzetsheld (2021) schrijft Rutger Bregman: ‘Een gezonde samenleving met degelijke wetten en een goed werkende democratie van macht en tegenmacht heeft genoeg aan gewone mensen die gewoon hun best doen, gewoon doen wat van hen wordt verwacht. Maar wat als de samenleving niet gezond is? Wat als “doen wat van je wordt verwacht” precies het probleem is?’

Met gesloten ogen zegt Brunhilde Pomsel: ‘Es ist wie mit alle Dingen, auch das schöne hat Flecken, auch das schreckliche hat Sonnenstellen.’ Dan is het weer stil. Aarzelend zoekt ze naar woorden: ‘Es ist immer… Es ist nicht schwarz-weiss… Es gibt immer ein bischen Grau, in das Gute und in das Slechte.’ Maar wat als we toegeven dat sommige zaken wel degelijk zwart-wit zijn en we eigenlijk allang weten wat ons geweten ons vertelt?

Pomsel legt haar beide handen om haar hals, een gebaar dat het midden houdt tussen een verdediging en een zelfgefabriceerde strop. Dan kijkt ze plotseling recht de camera in: ‘Het is moeilijk (…) aan het einde van de dag denk je toch alleen aan jezelf.’ Is dat echt zo? Is dat wat de mens typeert?

Een van de zeldzame keren dat Pomsel zich opwindt is wanneer ze spreekt over Sophie en Hans Scholl, die pamfletten tegen het nationaalsocialisme verspreidden van verzetsbeweging Die Weiße Rose. Als secretaresse kreeg Pomsel het dossier onverzegeld op haar bureau. Ze veert omhoog, steekt een keurig gemanicuurde vinger in de lucht en zegt met luide stem: ‘Als ze hun mond hadden gehouden, hadden ze nu nog geleefd.’ En doelend op de pamfletten: ‘Alleen maar voor zo’n schijtpapier.’

Sophie Scholl werd geëxecuteerd en naar verluidt waren haar laatste woorden: ‘Hoe kunnen we verwachten dat gerechtigheid de overhand krijgt als er bijna niemand bereid is om zich individueel aan een rechtvaardige zaak over te geven? Zo’n fijne, zonnige dag, en ik moet gaan, maar wat doet mijn dood er toe, als door ons duizenden mensen worden gewekt en tot actie worden aangezet.’

Brunhilde Pomsel werd in elk geval nooit tot actie aangezet. En wij, zo veel jaren later? Hoe zullen wij ooit op ons eigen (niet) handelen terug kijken?

(Met dank aan Liliane Brakema)
Foto: NDSM-werf Amsterdam Noord

Foto van Berthe Spoelstra
Berthe Spoelstra

Berthe Spoelstra (1969) is dramaturg van Frascati Theater. Haar debuutroman Schemerland kwam in 2009 uit bij Van Oorschot. In augustus 2021 volgt Zwerm. Voor Tirade schrijft ze over o.m. theater en literatuur.