Aantekeningen uit het ondergrondse

Een goede vriend van me, verder best een normale jongen eigenlijk, is vorig jaar bij het Korps Mariniers gegaan. Zijn aanmelding voor deze officiersopleiding had hij lange tijd voor zijn omgeving verborgen gehouden. Ik ging er dan ook vanuit dat hij in zijn vrije tijd net als ik weinig anders deed dan boeken lezen en films kijken. Maar naar later bleek was hij op die zaterdagmiddagen bezig met opdrukken, gewichtheffen, buikspieroefeningen doen en (minimaal tien) rondjes door het Vondelpark rennen. With the benefit of the hindsight – want volgens mij is deze pretentieuze uitdrukking in dit verband wel bruikbaar – valt te begrijpen waarom hij er in een paar maanden tijd twee keer zo breed uit was gaan zien.
            We stonden in een café en hij vertelde dat hij marinier werd. ‘Oh, je gaat bij de marine?’ vroeg ik. Wat een domme opmerking was, begreep ik van hem, wat maar weer eens bevestigde dat ik een ‘nukubu’ was.
            ‘Een wat?’
            ‘Een nutteloze kutburger. Zo heten mensen die niet bereid zijn om hun leven te geven voor volk en vaderland.’
            Verder moest ik begrijpen dat het Korps Mariniers beduidend hoger in aanzien stond dan de marine.
            Toen ik nog studeerde dacht ik altijd dat ik later bij het vreemdelingenlegioen zou gaan. Of anders desnoods bij het Nederlandse leger. Of anders werd ik houthakker of visser in Scandinavië. Hoe dan ook moest het iets extreem mannelijks worden. Het is een beetje pijnlijk als een van je beste vrienden er dan vervolgens met je droom vandoor gaat.
            Een paar weken lang hadden we geen contact. Daarvoor was ik te jaloers. Toen het moment naderde waarop hij zich voor het eerst moest melden in de kazerne, dacht ik na wat een waardig afscheid zou zijn. Omdat ik al die zaterdagmiddagen in een luie stoel aan het lezen was, terwijl hij zwetend door het Vondelpark rende, was het niet verwonderlijk dat ik op een idee werd gebracht door een boek.
            
In Aantekeningen uit het ondergrondse van Fjodor Dostojevski gaan twee vrienden uit eten met een derde vriend die het leger in gaat. Ter afscheid organiseren ze ergens een etentje, waarbij er veel gedronken en gegeten wordt op kosten van die twee. Ze gaan ervan uit dat de toekomstige soldaat wel een of twee flessen zal betalen en dat doet hij dan ook.
           
Twee dagen voordat mijn eigen kameraad de burgerbevolking verliet, speelden we op een avond deze scène na. Het was niet moeilijk om nog een andere jaloerse vriend te vinden. Wij betaalden uiteraard alles, zo stond het ook in het boek van Dostojevski. En om zo trouw mogelijk aan de letter te blijven, suggereerde ik de toekomstige marinier om een of twee flessen te betalen. Dat vond hij geen probleem. Trouwens, hij zou nu toch de komende jaren op de portemonnee van het vaderland teren.
           
In één opzicht weken we af van het boek. Want bij Dostojevski dringt zich nog een vierde ‘vriend’ op, iemand die de anderen al een jaar niet meer hebben gezien en die ze maar een hinderlijk en irritant sujet vinden. Maar ze weigeren niet als hij zichzelf uitnodigt om mee te eten. Tijdens dat etentje gedraagt hij zich rampzalig en maakt ruzie met de anderen. Eigenlijk hadden we voor deze bijeenkomst dus nog een ongewenste gast moeten uitnodigen. Dat hebben we toch maar niet gedaan.
           
We lieten een foto van ons drieën maken door een passerende Indiër. Die zou hij straks, stelden we ons voor, aan de binnenkant van zijn helm kunnen steken. Als hij dan zou worden neergeschoten in Mali of Afghanistan, zou die foto van ons gevonden worden. Een gesneuvelde eenzame soldaat, over wie niemand iets wist, behalve die foto. Voor twee ‘nukubu’s’ overigens een makkelijke manier om toch aan het front te komen.
           
Het afscheid aan het einde van die avond voelde voor eeuwig. En we beloofden brieven te schrijven en hem nooit te vergeten.
             Sindsdien reist hij strijdend de wereld over. Hij heeft een kaal hoofd en schiet afwisselend met een Glock 17 en een Colt C7. Tussen de missies door zit hij in de kazerne in Den Helder. Heel af en toe mag hij even naar huis. Als ik dan met hem afspreek, en hij vertelt verhalen over ’s nachts parachutespringen, ondersteboven abseilen, jungletrainingen en kameraadschap midden op zee, dan voel ik me een enorme nutteloze kutburger.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *