Vorige week Bezinningseiland 1. Vandaag Deel 2:
Mijn hotelkamer is twee bezemkasten groot. Er ligt zand in de douchebak, zand op het nachtkastje, zand tussen de lakens. De tafel wiebelt, het bed kraakt en aan de muur hangt een abstract zeegezicht in een lijstje van de Action. Er stampt iemand over de gang. Iemand die zijn best doet om te sluipen, maar te log is om zijn voeten op te tillen. De muren in hotel ‘t Zonnegloor zijn van vloeipapier.
(Maar denk nu niet dat ik klaag, Alex. Het raam kan ver genoeg open om te roken en maandagochtend is dit allemaal voorbij. En dan moet het voor jou nog beginnen. Wist je dat ma’s koor in een gospelfase zit? Oefen maar vast op je hallelujah-gezicht.)
We werden opgehaald in de haven. Een busje van het hotel met een slungelige jongen achter het stuur. Een eilander die luistert naar de naam Fons. Batman stond al naast hem met zijn rolkoffer. Hij probeerde de slogan die op de bus stond op zijn selfie te krijgen: ‘t Zonnegloor ~ Bezinnen is opnieuw beginnen.
(Fons vroeg zich af waar je was, Alex. Op zijn klembord stonden twee ‘de Klerkjes’ om af te vinken. Aan zijn gezicht te zien, geloofde hij je drukbezette verhaal net zo min als ik. Ik hoop dat je je vrije weekend gebruikt om betere smoezen te verzinnen.)
Batman schoof tegen me aan op de achterbank. In het dagelijks leven heet Batman Jasper en laat hij offertes door een hoepel springen. Of beitelt hij prognoses op een whiteboard. Ik luisterde maar half (zoals je doet met mensen die je meteen op de vergeetlijst zet) tot Jasper naar me toe boog en me toevertrouwde dat hij dit weekend een doorbraak verwachtte.
‘Dit gaat ‘m worden,’ zei hij. Zijn adem rook naar kroketten. ‘Vorige keer kwam ik heel dichtbij, maar ik had nog zoveel weerstand in me. Zoveel weerstand..’
Hij schudde zijn hoofd en trok zijn mondhoeken naar beneden.
‘Maar geloof me, Ludo Stoker is het echte werk. Ik heb al heel wat lifecoaches geprobeerd, maar Ludo en Irma..’
Jasper stak twee duimen op. Hij spreekt in smileys. Dit is zijn derde Bezinningsweekend. Als ik de website had gelezen had ik geweten dat Ludo Stoker en Irma Nijverhut al sinds 2005 Bezinningsarrangementen organiseren in hun strandhotel. Maar ik heb de website niet gelezen. Misschien komt Jasper me nog van pas dit weekend.
Toen wilde hij met me op de foto, maar de batterij van zijn telefoon gaf er de brui aan. (Soms knipoogt het universum naar me, Alex. Zullen we het karma noemen?)
***
Er klopt iemand op de deur. Het is te aarzelend om voor op te staan. Waarschijnlijk is het mijn nieuwe beste vriend. Hij zit in de kamer naast de mijne. Jasper zingt onder de douche. Marco Borsato. Hard, en vals.
***
Het was al donker toen Fons ons afzette bij ‘t Zonnegloor. Het hotel ligt in de duinen, aan het einde van een lange weg zonder tegenliggers. Er schijnt een bos te zijn, en verlaten bunkers waar de toeristen ‘s zomers wildplassen. En volgens Jasper wemelt het van de vakantiehuisjes met rode daken waar nu niemand inzit, want februari is geen weer voor de natuur. Er staat geen maan aan de hemel vannacht, maar sterren zijn er genoeg. Het is hier donkerder dan in de stad. Kouder ook. Ik heb mijn extra trui al aan.
We werden opgevangen door een forse vrouw met een opgetekende glimlach. Irma Nijverhut, de gebatikte rechterhand van Ludo, bemant de receptiebalie met verve. Als ze lacht – en dat doet ze onophoudelijk – gluurt haar zwarte tand naar je. We mogen elkaar niet. Nu al.
‘Raphael,’ zei ze. ‘Raphael de Klerk.’
Ze sprak mijn naam nadrukkelijk uit en keek me onderzoekend aan. Ik knikte. Ik wist wat er kwam.
‘Goh. Wat bijzonder.’
‘Bijzonder?’ vroeg ik voor de vorm.
‘Ja,’ zei ze. ‘We krijgen hier niet zoveel mensen die.. Mensen met jouw.. achtergrond.’
Het viel me mee dat ze het woord exotisch niet gebruikte, Alex.
‘Waar kom je vandaan?’ vroeg ze.
‘Uit Rotterdam.’
Ze lachte. ‘Ik geloof niet dat je begrijpt wat ik bedoel. Waar kom je echt vandaan?’
‘Rotterdam-West.’
De zwarte tand verdween even achter haar dunne lippen, maar Irma herpakte zich snel.
‘Welkom Raphael,’ zei ze. ‘Welkom in de rust.’
Nadat ze ons geplastificeerde naamkaartjes en de sleutels van de kamers had overhandigd, kwam ze achter de balie vandaan en drukte ons omstebeurt aan haar boezem. Het was er benauwd en het rook er naar knoflook.
Toen moesten we onze telefoons inleveren. Daar was geen discussie over mogelijk. Jasper had me er al op voorbereid. Er is geen televisie, geen wifi, geen afleiding van het bezinnen in dit hotel. Contact met de buitenwereld schijnt je “uit het moment” te halen. Ik heb het vermoeden dat ik aan het eind van dit weekend vloeiend Hallmarks spreek.
Irma vertelde dat de andere “bezinners” al liggen te rusten. Er wacht ons morgen een vol programma met de grote coach. Ze stuurde ons naar onze kamers met een dienblad waar een bord waterige pasta op stond en een karaf waar een reep geraspte komkommer in dreef. Het zag er heel gezond uit. Het smaakte naar knoflook.
***
En nu zit ik hier, aan een wiebelende tafel me af te vragen hoe ik zo makkelijk mijn telefoon ben kwijtgeraakt. En waarom ik daar lichtelijk nerveus over ben. Het bezinnen is begonnen, Alex.
Morgenochtend zal ik zien waar ik ben. Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst zo vroeg ben gaan slapen op een vrijdagavond. Ik hoop dat jij..
Daar is het weer. Geklop. Harder nu.
Ik ga kijken –
————
Daphne Huisden (1988) debuteerde in 2010 met de roman Alles is altijd fictie, die werd genomineerd voor de Academia Literatuurprijs. In 2013 verscheen Huisdens tweede roman, Dit blijft tussen ons, genomineerd voor de Halewijnprijs. Naast romans publiceerde Huisden kort proza in, onder meer, Tirade, Das Mag en De Volkskrant en schreef ze bijdragen voor Crossing Border, The Chronicles. Daphne Huisden woont in Rotterdam en werkt daar aan een nieuwe roman.
Portret: Marisa en Iris.
Volgende week: Bezinningseiland 3.