De Knaus

Vreemd genoeg had ik geen boek bij me, mijn laptop was leeg, en ik had een lang treinreis voor de boeg. De vorige keer dat ik in Groningen was leende ik van een vriend het boek De preek over de val van Rome van Jérôme Ferrari, dat me goed was bevallen en ik weer bij hem had ingeleverd. Ik vroeg of ik misschien nu weer een boek van hem zou mogen lenen, dus liepen we even de kasten langs. Hij was enthousiast over Knausgård, van wie hij het eerste deel net uit had.

In de kelder van boekhandel Veenstra ben ik me een keer helemaal wezenloos geschrokken. Er stond daar, in het halfduister, verscholen tussen de kasten, ineens een man met weelderig donkerblond haar doorspekt met grijs, en een korte baard. Ik had een fles wijn in mijn hand, die ik instinctief ophief om deze indringer neer te knuppelen, maar het bleek een levensgrote kartonnen Karl Ove Knausgård te zijn.

Ik aarzelde het boek mee te nemen, want deze hype had ik zolang afgehouden dat die net zo goed aan mij voorbij had kunnen gaan (en mijn eerste kennismaking met deze bewierookte Noorse schrijver was dus niet al te aangenaam geweest). Toch leende ik het, al was het maar om de treinreis door te komen. ‘Kolere, hooked aan de Knaus’ stuurde ik hem halverwege de reis. Het was de kalme verteltrant waardoor ik was gegrepen, want in het eerste deel zijn Knausgårds verhalen nog niet groots en meeslepend.

Hij vertelt, in de hele reeks Mijn strijd, uitermate expliciet over zichzelf, over zijn jeugd. In het eerste deel doorbreekt hij zelfs vrij snel de ‘vierde wand’ door gedetailleerd te schrijven over het schrijven van het boek dat je in handen hebt. Hij pakt dan ook het uitzicht vanuit zijn werkkamer even uitgebreid mee. Ik was al gewaarschuwd voor de onderbrekingen die hij inlast om een uitzicht of de natuur te beschrijven, maar dat is allerminst een reden om af te haken.

Echt goed wordt het zodra Knausgård in eigen vlees snijdt en verhaalt over wat je normaal liever niet met anderen deelt. Het is moeilijk daarin als schrijver een evenwicht te vinden, en tegelijk, of juist daardoor, de reden waarom ik me voor (dit soort) literatuur interesseer. In de episode over de jaarwisseling van ’84/’85 maakt hij zich als minderjarige pagina’s lang druk over een paar verstopte tassen met bier, maar als hij dan uiteindelijk een meisje een gelukkig nieuwjaar wenst schrijft hij dit:

‘Gelukkig Nieuwjaar,’ zei ik. ‘Je bent mooi.’
Haar gezicht, dat een moment daarvoor als het ware rondzweefde en deel uitmaakte van alles wat er gebeurde, verstarde.
‘Wat zei je?’ vroeg ze.’Niets,’ zei ik. ‘Bedankt voor het oude.’
Ze glimlachte.
‘Ik hoorde wel wat je zei,’ zei ze. ‘Jij ook bedankt.’
Toen ze zich omdraaide had ik een stijve.
O, ook dat nog.

De enige reeks die ik helemaal en vrij vlot achter elkaar las is De tandeloze tijd van Van der Heijden, die ook leentjebuur speelt bij Marcel Proust, maar niet te vergelijken is met Knausgård. Hoelang ga ik dit, zijn babbelige proza en onomwonden eerlijkheid over zichzelf, volhouden? Een dikke honderd bladzijden tussen Groningen en Amsterdam was geen slecht begin.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij bijna wekelijks voor tirade.nu.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.