Florence

De acacia in de achtertuin hangt vol witte bloemtrossen, de zoete geur drijft in golfjes het atelier in. In de hazelaar schreeuwt een ekster – alsof een kind met een ouderwetse, houten ratel speelt. ‘Merry month of may, sunny skies of blue,’ zingt Liesbet met Frank Sinatra terwijl ze naar de figuur op haar tekenpapier kijkt. Nu werkt ze verdorie alweer aan een naaktportret van Aaron! Waar ’t hart vol van is, stroomt de pen van over, dat blijkt maar weer eens…

’t Is allemaal zo snel gegaan… ’t duizelt haar soms… Nog geen drie jaar geleden won Aaron de Oscar voor beste documentaire. Zijn remigratie naar Nederland, de aanbiedingen voor documentaires en speelfilms. Hoe ze elkaar steeds tegenkwamen, opzochten, hun gevoelens niet langer konden onderdrukken… Vorig jaar hun zwangerschap en nu dit gigantische huis aan de Maliebaan. ‘D’r hebben vroeger NSB-ers ingezeten,’ had Aaron door de telefoon gezegd, ‘dus ’t lijkt me echt iets voor ons.’

Ze zit met een glimlach naar haar glanzende, bloedrode nagels te kijken als Aaron op de deurpost klopt. Brede grijns, halve Bagel in een hand. ‘Ga je mee, lieve schat?’

‘Even omkleden.’

Als ze even later in olijfgroene jurk en steenrode espadrilles het huis uit stapt, staat Aaron (spijkerbroek, donkerblauw T-shirt, leren laarzen) achter de kinderwagen op haar te wachten.

‘Wie d’r ‘t eerste is!’

Hij begint met de kinderwagen over het fijne grind onder de lindebomen te rennen. Hij gaat zo hard dat ze hem niet kan bijhouden. Aaron schatert. Hij heeft de kap van de kinderwagen naar beneden gedaan en steeds als hij over een hobbel rijdt, ziet ze hoe Florence meters de lucht in vliegt – waarna Aaron haar dankzij een snelle manoeuvre met de kinderwagen weer opvangt. Het lijkt wel of hij pannenkoeken staat te bakken.

En hij gaat zo hard! Alsof hij boven het grindpad zwééft… verderlicht lijkt hij… bijna doorzichtig. De vertrouwde steek in haar hart – het is net alsof hij daar onder het lentegroen haar leven uitrent… die eeuwige angst om hem weer te verliezen. Ze versnelt haar pas, roept zijn naam, roept de naam van haar dochter.

Aan het einde van de Maliebaan wacht Aaron op haar. Hij trekt Liesbet lachend tegen zich aan, kust haar op haar kruin. Samen lopen ze richting Veeartsenijstraat. Er staat een klein theater leeg. Het leek Liesbet ideaal voor postproductie en screenings van Aarons filmproductiebedrijf. Naast de voordeur van het pand groeien stokrozen en paardenbloemen. Aaron heeft de sleutel meegekregen van de gemeente. Samen tillen ze de kinderwagen de drie stenen treden op, naar binnen.

Ze lopen over de  koele spikkeltjesvloer – terrazzo, granito – verkennen de twee grootste ruimtes. Volgens de website van de gemeente werd in de ene zaal vergaderd, gelezen en gediscussieerd en in de andere gerepeteerd en gespeeld. Witte tegels op de muren, daglicht dat schoon door een dakraam valt, sierbanden van roodwit geblokte tegeltjes. Ooit deed het pand dienst als Snijzaal voor studenten Diergeneeskunde. Zware, stalen roosters op de goten die vroeger bloed afvoerden.

Aaron kijkt in kasten en uit ramen, komt dan terug bij de kinderwagen. Hij schudt het hoofd.  ‘Nee, dit is zo’n geweldige plek om theater te maken… dat moeten we niet verpesten met montage shit en servers en projectoren… Laat de gemeente het maar weer aan een toneelgezelschap geven.’

Hoewel Liesbet het met hem eens is, voelt ze zich meteen thuis hier. Aaron leunt tegen een muur van de speelzaal en kijkt door de hoge ramen naar buiten, naar de blauwe lucht.

‘Weet je wat David vanmorgen vertelde?,’ zegt hij dan. ‘Dat er toen ik in de VS zat allemaal rare verhalen over mij de ronde deden hier… ik zou aan de drugs zijn of aan de drank en de helft van m’n tijd doorbrengen in gestichten of afkickklinieken… m’n productiebedrijf zou over de kop zijn en weet ik veel in welke problemen ik allemaal nog meer zat… Goede tijden, slechte tijden, maar dan echt… Heb ik nooit geweten… Waar zouden dat soort lulverhalen vandaan komen?’

‘Ach, mensen kletsen altijd, toch?,’ zegt Liesbet terwijl ze de wagen met Florence wiegt. ‘Zodra je iets bereikt proberen andere mensen je kapot te maken. Uit jaloezie… uit verveling. Of gewoon uit slechtheid.’

‘Mmm.’ Aaron bukt zich om een stoffig voorwerp van de vloer te rapen. Het is een wegwerpstanleymes. Hij schuift het korte mesje naar buiten, naar binnen, naar buiten, naar binnen.

‘Zullen we gaan?,’ zegt Liesbet, ‘Florence moet een – ’

‘Weet je nog dat ik een paar jaar geleden zo kapot was omdat ik die Spaanse danseres zwanger had gemaakt en zij zonder te overleggen abortus had laten plegen?’

‘Ja, dat weet ik nog,’ zegt Liesbet zacht.

‘Nou, behalve aan Ana heb ik dat alleen aan jou verteld, maar nu blijkt half filmend Nederland ervan op de hoogte. Hoe kan dat nou?’

‘Misschien heeft dat meisje ook Nederlandse kennissen?’

‘Shit… geen moment bij stilgestaan.’ Aaron legt het stanleymesje op het raamkozijn, werpt een blik op de kinderwagen, klapt blij in z’n handen en zegt: ‘Wat kan mij ’t ook schelen… kom op, we gaan weer wat doen. Het is bijna – ’ Z’n telefoon gaat. Aaron kijkt op de display. ‘Het is je moeder. Zal ik vragen of ze vanavond bij ons komt eten? Kun je haar meteen je nieuwe tekeningen laten zien.’

Tiradesempre avanti.

Soundtrack: I’ve got the world on a string – Frank Sinatra.

Volgende week: Zwemmen in de openlucht. Anarchistische waanzin. En meer.

Nazit

‘Florence? Wat een gekke naam.’

‘Daar zal ze wel verwekt zijn. Dus wees maar blij dat dat niet in Pisa is gebeurd.’

‘Hahaha! Of in Hendrik-Ido-Ambacht.’

‘Wel zwak dat ’t hele sprookje is gebaseerd op het winnen van een Oscar… schrijven met het toverstafje.’

‘Toverstafje in je broek.’

‘Hahaha!’

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *