Vrijdag alweer. Ik houd het even niet bij. In plaats van een stukje bied ik jullie alvast wat leesvoer voor het weekend. Hier zijn 3 gedichten die Heel Mooi Zijn :
Roodkapje – Carol Ann Duffy (vertaald door ik weet even niet wie, vul mij aan)
I was Using Your Mail Order Drugs – Karyna McGlynn
Reading Akhmatova in Midwinter – Lavinia Greenlaw
& een gedicht dat ik vertaalde:
Verdriet – Matthew Dickman (2008)
(Naar: Grief – Matthew Dickman)
Wanneer verdriet bij je op bezoek komt 
 verkleed als een paarse gorilla
 moet je jezelf gelukkig rekenen.
 Je moet haar aanbieden wat er over is
 van je avondeten, het boek dat je probeerde te lezen
 moet je wegleggen, 
 je moet een plaats vrijmaken aan het voeteneinde van je bed,
 terwijl haar ogen van de klok
 naar de televisie gaan en weer terug.
 Ik ben niet bang. Ze is hier eerder geweest
 en nu herken ik haar tred
 als ze het huis nadert.
 Sommige nachten, als ik weet dat ze komt,
 haal ik de deur van het slot, ga liggen op mijn rug
 en tel de stappen
 van de straat naar het portiek.
 Vanavond neemt ze een pen en een strook papier mee,
 vertelt me de namen op te schrijven
 van iedereen die ik ooit heb gekend
 en we verdelen ze onder in levenden en doden
 zodat ze willekeurig een naam kan kiezen.
 Ik zet haar favoriete Willie Nelson album op
 want ze mist Texas
 maar ik vraag niet waarom.
 Ze neuriet een beetje,
 zoals mij broer doet wanneer hij tuiniert.
 We blijven wel een uur zitten
 terwijl ze me vertelt hoe onredelijk ik geweest ben,
 huilen aan de kassa, 
 weigeren te eten, weigeren te douchen,
 al het roken en al het drinken.
 Uiteindelijk legt ze een van haar zware
 paarse armen om me heen, rust 
 haar hoofd tegen het mijne,
 en opeens voelt het een beetje romantisch.
 Dus ik zeg tegen haar,
 het voelt een beetje romantisch.
 Ze pakt nog een naam, dit keer
 van het stapeltje doden
 en draait zich naar me toe zoals ouders dat doen
 vlak voordat je je terechtgewezen voelt of je schaamt.
 Romantisch? zegt ze,
 terwijl ze de naam hardop voorleest, langzaam,
 zodat ik me bewust ben van elke lettergreep, elke klinker
 die zich om mijn botten vouwt als nieuwe spier
 is de klank van diegenes lichaam 
 en van hoe ondoordacht het is, hoe achteloos 
 dat zijn naam op het ene stapeltje ligt en niet op het andere.





