Voorheen vervloekte ik de studiedagen van mijn dochters basisschool. Dat kwam deels doordat ik ze niet (als een georganiseerde ouder) aan het begin van elk jaar in mijn agenda zette. Gênant vaak heb ik balend voor die poort gestaan, opkijkend naar donkere lokalen.
Sinds dit jaar staan alle studiedagen in mijn agenda en mijn hekel is omgeslagen. Afgelopen vrijdag had Ada (8) vrij en ik had een paar verrassingen in petto.
Toen we haar moeder en broer hadden uitgezwaaid en ik kort had geschreven tilde ik haar op mijn fiets. Samen zoefden we door het centrum, mijn dochter zingend tussen mijn armen. Aad vocht overduidelijk tegen de aandrang te vragen wat de eerste verrassing van de dag zou zijn.
Als je een verrassing wacht dan voelt het alsof iets van binnen je middenrif op druk houdt, alsof je een visje met een zwemblaas bent. Ik denk dan ook dat mensen die op een verrassing wachten beter blijven drijven.
Na vijf minuten hield ze het niet meer. Kwamen we langs een winkeltje of een fijn café, dan vroeg ze of dat haar verrassing misschien was. Ik kuste haar bovenop haar hoofd en stak de Dam over, fietste de Damstraat in, koersend naar de Zuiderkerk.
Tegen die stokoude gevel parkeerde ik mijn fiets, luisterend naar het rondgaan van de radertjes in Ada’s hoofd. Bij een nieuwbouwpand drukte ik op een belletje met een glittersteen ernaast.
‘Kijk,’ zei ik, en wees haar op de steen. ‘Dat is een hint.’
Aads radertjes knarsten terwijl we de trap op liepen. Ze pakte mijn hand en we stapten door een openstaande deur op drie hoog, waar Louke op ons wachtte.
‘Dit,’ zei ik. ‘Is de Tandenfee.’
Louke liet Aad kiezen uit een bak glitters en drie tellen later lag mijn dochter op de behandelstoel, met grote ogen naar haar eigen tanden kijkend in een zakspiegel. Ze had een roze steentje gekozen, dat met beugellijm op haar tand geplakt zou worden. De operatie verliep succesvol en de vieze smaak van de lijm leek snel vergeten.
Terwijl we op weg gingen naar de volgende verrassing – Ada met een bijna manische glimlach zodat de hele stad haar glittertand kon zien – vroeg ik me af wat mijn probleem met die studiedagen toch altijd was geweest; waarom ik zo’n dag nooit simpelweg had afgeschreven om te genieten van mijn kind.
Ik hoorde me nog zeuren dat je als thuiswerkende nooit helemaal aan je werk toekwam en nooit echt aan je kinderen; dat je je werk daarom ging haten en ongeduldig tegen je kinderen werd omdat ze je van dat werk hielden – waarover je je dan weer schuldig voelde.
Wat een onzin, dacht ik. Dat zat allemaal maar in mijn hoofd.
De tweede verrassing van de dag was appeltaart bij Café de Druif, de derde werd een Turkse pizza bij Effendi op de Rozengracht. Tegen iedereen begon Aad over haar tand.
Ze mocht een badeendje uitzoeken bij een toeristenwinkel en koos het kleinste, goedkoopste roze dobberaartje dat er was, hield het veilig in haar handen op het stuur terwijl we weer naar huis toe zeilden.
Toen B thuiskwam vertelde Ada honderduit over haar dag terwijl ik er nog wat mailtjes uit deed en het begin van deze column tikte. Al mijn werk was gedaan en ik had een droomtijd met mijn kind gehad.
In mijn agenda checkte ik vast wanneer de volgende studiedag zou zijn.