Het vergeten van de dingen

Columnist Em was van de hoofdstad naar Amersfoort afgereisd en stapte de kroeg binnen, waar ze op mijn uitnodiging gedichten zou komen voorlezen. Ze had haar stem weer terug en ik begroette haar met een knuffel, ook deze keer weer met enige aarzeling – nu hing ze niet als een marionettenpoppetje in mijn omhelzing, gelukkig. Het was goed haar weer te zien, voor de tweede keer. En weer bracht de poëzie ons bij elkaar.

Ze vertelde dat haar omgeving me stadsdichter T. was gaan noemen na onze vorige stukjes. Ik vertelde haar op mijn beurt dat mijn omgeving haar steevast aanduidde als columnist Em, en dat ze dachten dat we elkaar eigenlijk niet uit konden staan. We besloten dat maar zo te laten.

Ze zette zich aan een tafeltje in de hoek, nadat ze haar verontschuldigingen bij me had gemaakt voor haar directe afzondering: er moesten dingen overgeschreven worden, voor het grote gebeuren, straks. Ik knikte, begreep, en zag hoe ze gebogen over haar blad, met een pen in haar hand, haar eigen bestaan ingleed. Als de wereld in schotten uit elkaar kon vallen, zoals je soms in films ziet, was dat gebeurd.

Zelf beende ik wat verloren door de ruimte heen, met het draaiboek in mijn hand. De kroeg liep langzaam vol, tot mijn vreugdevolle verbazing. De dichters die vanavond zouden voorlezen verdienden allemaal een volle bak, en dat kregen ze ook.

Iedereen deed het, zonder omhaal, geweldig. Er werd voor ze geklapt, geïmponeerd om hun woorden gezucht, en vooral naar ze geluisterd. Toen columnist Em het kleine, geïmproviseerde podium opstapte en begon met voorlezen, nadat ik haar had aangekondigd als mijn stiekeme, literaire liefde, was ik nog gelukkiger dat ik haar had gevraagd om naar Amersfoort te komen.

De rest van de avond stelde ze zich verdekt en bescheiden op in dezelfde hoek van de kroeg waar ze eerder haar werk over had geschreven. Na afloop praatte ze wat met collega-dichters en met iemand van de krant, die vertelde dat het artikel over de avond waarschijnlijk gedrukt zou worden. En of ze dan ook een exemplaar wilde, en wat de beste manier was om haar die krant te bezorgen. Daar zouden we wel wat op verzinnen, besloten we.

Nadat we door de olijke barjongens vriendelijk werden verzocht onze drankzucht elders te lijf te gaan, stelde ik voor om naar Van Zanten te trekken. Columnist Em knikte instemmend, en wilde nu wel eens zien hoe die plek écht was, omdat ik met enige regelmaat over mijn huiskamer schrijf, en omdat mijn leven zich voor een groot deel daar ook voltrekt.      

Van Zanten was even bruisend, druk en tollend als altijd. Na één biertje buiten vonden we een plek in het veilige schip van de kroeg en schoven aan bij wat andere dichters, die na het voorlezen ook waren overgewaaid. De barhelden en barheldinnen droegen gestaag het bier aan.

Toen we even buiten stonden te roken, vroeg ik columnist Em of ze zich een beetje op haar gemak voelde, hier.

‘Nee,’ zei ze eerlijk, ‘maar ik voel me eigenlijk nooit thuis in een kroeg. Eigenlijk voel ik me nergens echt op mijn gemak.’

Ik knikte, hees mijn sigaret tot een stompje en bekende dat ik dat ook lang heb gevoeld.

‘Totdat ik hier kwam,’ zei ik. ‘Hier voel ik me thuis. Nog meer dan in mijn eigen woning.’  

‘Ik heb dat misschien ook een beetje op mijn boot’, biechtte ze op. ‘Als ik ‘m aan de praat krijg, dan.’

Binnen deed columnist Em nog één biertje, en toen klom het tijdstip van de laatste trein langzaam in de wijzers van de klok. Ze besloot wat eerder te vertrekken, want er waren wekkers en verplichtingen de volgende dag. Ik liep een stukje met haar op, de binnenstad uit.

We namen afscheid aan een grachtje, onder de schaduw van de Koppelpoort. Ik wilde niet dat ze ging, maar ze moest.

‘Misschien kunnen we die krant in tweeën scheuren,’ stelde ze voor. ‘Of je komt de krant brengen in Amsterdam, later,’ zei ze. ‘En dan moet je ‘m vergeten. Dan kom ik terug naar Amersfoort om de krant weer op te halen.’

Mooi, dacht ik. Intentioneel vergeten. Dat zouden we oneindig kunnen herhalen. Terwijl ze om de hoek verdween, oploste in de belofte van een thuiskomst in de hoofdstad en ik weer terugliep naar de kroeg, waar het weer rumoerig, vol en thuis zou zijn, wist ik zeker dat ik nog nooit zo erg had uitgekeken naar het vergeten van de dingen.

Foto: Columnist Em

Foto van Twan Vet
Twan Vet

Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten.

Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en het AD. In 2022 verscheen DEMarrage, een uitgave van het literaire tijdschrift Deus Ex Machina en in 2024 verscheen Dag stad bij uitgeverij Klapwijk en Keijsers.

Van 2021 tot 2024 was Twan stadsdichter van Amersfoort.

Hij blogt wekelijks voor Tirade.

Foto: Roderique Arisiaman