Joseph Roth – Leviathan 6

(Lees vanaf het begin)

Deze nazomer leek Nissen Piczenik echter verstrooid, bijna nalatig, zonder enige interesse in de klanten of in zijn zaak. Zijn goede vrouw, die in de jaren aan zijn stilzwijgen en zijn vreemde aard gewend was geraakt, merkte zijn achteloosheid op en verweet hem die. Hier had hij een partij koralen te goedkoop verkocht, daar had hij kleine diefstal over het hoofd gezien, vandaag had hij een oude klant zijn bonus onthouden, en gisteren had hij een nieuwe en onbelangrijke klant een waardevolle ketting cadeau gedaan. Er was nog nooit ruzie geweest in huize Piczenik. Maar dezer dagen ontviel de koraalhandelaar zijn gemoedsrust, en hij voelde zelf hoe onverschilligheid, de normale onverschilligheid jegens zijn vrouw, plotseling verwerd tot een afkeer jegens haar. Ja, hij, die nooit een van de vele muizen die elke nacht in zijn vallen liepen eigenhandig zou hebben kunnen verdrinken – zoals te doen gebruikelijk in Progrody – maar de gevangen diertjes naar Saul de waterdrager bracht ter uitroeiing in ruil voor een schijntje -: op een van deze dagen gooide deze vreedzame Nissen Piczenik, zijn vrouw een zware buil koralen naar het hoofd, omdat ze hem weer verwijten maakte, sloeg de deur dicht, verliet het huis en liep naar de rand van het grote moeras, de verre neef van de grote oceanen.

Nog geen twee dagen voor het vertrek van de matroos wilde de koraalhandelaar plotseling de jonge Komrover naar Odessa vergezellen. Zo’n wens komt maar ineens op, een bliksemschicht is er niets bij en hij raakt precies de plaats waar hij vandaan kwam, namelijk het menselijk hart. Je zou kunnen zeggen, hij raakt zijn eigen geboorteplek. En dus wilde Nissen Piczenik dit ook. En de afstand van wens tot besluit is heel gering.

En op de ochtend van de dag dat de jonge matroos Komrower zou vertrekken, zei Nissen Piczenik tegen zijn vrouw:

‘Ik moet een paar dagen weg.’

Zijn vrouw lag nog in bed. Het was acht uur ‘s ochtends, de koraalkoopman was net uit de synagoge gekomen, terug van het ochtendgebed.

Ze ging rechtop zitten. Met haar warrige, dunne haar, zonder pruik en met gelige slaapresten in haar ooghoek, maakte ze een vreemde en zelfs vijandige indruk. Hoe ze eruitzag, haar verbazing, haar afschuw leek zijn besluit, dat hij zelf als een gewaagd besluit had beschouwd, volstrekt te rechtvaardigen.

‘Ik ga naar Odessa!’ sprak hij met oprecht venijn. ‘Ik ben over een week terug, als God het wil!’

‘Nu? Nu?’ stamelde zijn vrouw van tussen de kussens, ‘juist nu de boeren komen?’

‘Ja nu!’, zei de koraalhandelaar. ;Ik heb belangrijke zaken. Pak mijn spullen voor me in! ‘

En met een kwaadaardige en hatelijke wellust, die hij nog niet kende, zag hij zijn vrouw uit bed komen, met haar lelijke tenen, haar dikke benen onder het lange hemd waarop een paar onregelmatige zwarte stippen toonden dat ze vlooien had en hij hoorde haar zuchten als vanouds, het bekende ochtendliedje van deze vrouw, de vrouw met wie hij niets anders deelde dan een verre herinnering aan een paar tedere momenten ‘s nachts en de oude angst voor een scheiding.

In Nissen Piczenik klonk echter op hetzelfde moment een vreemde en toch bekende stem: Piczenik gaat naar de koralen! Hij gaat naar de koralen! Nissen Piczenik gaat naar de geboortegrond van de koralen! …

5

Hij stapte dus in de trein met Komrover de matroos en ze reden naar Odessa. Het was een lange, lange reis, en ze moesten in Kiev overstappen. De koraalhandelaar ging voor het eerst van zijn leven met de trein, maar het verging hem niet zoals zoveel anderen die voor het eerst met de trein reisden. De locomotief, de seinen, bellen, telegraafpalen, rails, conducteurs en het vluchtige landschap achter de ramen deden hem maar weinig. Hij was bezig met het water en de haven waar hij naartoe reed, en als hij überhaupt aspecten en verschijnselen van het treinreizen opmerkte, was dat uitsluitend met betrekking tot de nog onbekende aspecten en verschijnselen van de scheepvaart.

‘Hebben jullie ook bellen?’, Vroeg hij aan de matroos. ‘Klinken ze drie keer voordat een schip vertrekt? Fluiten de schepen net zoals locomotieven? Moet het schip draaien om terug te gaan of kan het gewoon achteruit drijven?’

Natuurlijk ontmoetten ze zoals altijd gebeurt tijdens het reizen onderweg passagiers die wilden praten en met wie ze van alles moesten bespreken.

‘Ik ben koraalhandelaar’ zei Nissen Piczenik naar waarheid als hem werd gevraagd naar de aard van zijn bedrijf. Maar vroeg men verder: ‘Wat ga je in Odessa doen?’ – dan begon hij te liegen. ‘Ik heb daar belangrijke zaken te doen, zei hij. ‘Dat is interessant’ – zei plotseling een medereiziger die tot dan toe gezwegen had. ‘Ik heb eveneens belangrijke zaken te doen in Odessa, en de dingen die ik verhandel zijn, om zo te zeggen, gerelateerd aan koralen, zij het veel verfijnder en duurder!’ ‘Duurder zou kunnen’, zei Nissen Piczenik ‘maar fijner is onmogelijk.

‘Wedden van wel?’ riep de ander.

‘Ik zeg je dat het onmogelijk is. Wedden heeft geen zin!’

‘Nou’, triomfeerde de ander, ‘ik handel in parels!’

‘Parels zijn niet verfijnder,’ zei Piczenik. ‘Bovendien brengen ze ongeluk.’

‘Ja, als je ze verliest’, zei de parelhandelaar. Alle anderen begonnen aandachtig naar dit vreemde gesprek te luisteren. Ten slotte haalde de parelkoopman een zak vol glinsterende en volmaakte parels uit zijn zak. Hij gooide er wat in de palm van zijn hand en liet ze aan alle passagiers zien.

‘Honderden oesters moeten worden geopend’, zei hij, ‘voordat je een parel vindt. De duikers verdienen goed. Wij parelhandelaars behoren tot de meest gerespecteerde van alle kooplieden ter wereld. Ja, we vormen, om zo te zeggen, ons geheel eigen ras. Zie mij bijvoorbeeld. Ik ben koopman van het eerste gilde, woon in Petersburg, heb de meest vooraanstaande klanten, twee groothertogen bijvoorbeeld, hun namen zijn mijn bedrijfsgeheim, ik reis de halve wereld rond, elk jaar ben ik in Parijs, Brussel, Amsterdam. Vraag waar je maar wilt naar de parelhandelaar Gorodotsky, elk kind kan je meer over me vertellen.’

(verder lezen)

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.