Lekker makkelijk

Ik ga een schrijver de grond in boren. Met te weinig kennis, wat lui geblader in een paar boeken die ik toevallig heb liggen en een enkele grap. Omdat het kan. En omdat ik een podium heb. Dan ga ik met een been op mijn gevelde slachtoffer staan en laat ik een foto maken. De tekst waarin ik het doe hang ik als een leeuwenkop als jachttrofee aan de muur. Boven de haard. Waarom? Omdat ik er zin in heb.

Het was mijn eerste boek van Tom Wolfe, dus ik doe de man vast geen recht, maar dit is de indruk die het op me maakt. Wolfe verdiende zijn sporen in de New Journalism, en met een aansprekende roman en is een auteur van naam. In zijn nadagen schreef hij Kingdom of speech waarin hij zich verbaast over al die knappe kopen die niet hebben kunnen ontdekken wat taal eigenlijk is, 169 blond gezette paginaatjes later weten we het antwoord.

Tsss, was dat nou zo moeilijk, stumpers!

Het boek volgt twee keer een vast stramien: in deel één volgen we Darwin en Alfred Russell Wallace. Wist u dat vliegen-en-insectenverzamelaar-van-eenvoudige-komaf Wallace eigenlijk een heel belangrijk aandeel in de evolutietheorie had? En dat Darwin met de eer ging strijken? Wallace in de tropen, met zijn poten in klei, een werkman van nederige komaf, Darwin een studeerkamergeleerde, geboren met een gouden lepel in zijn mond. Makkelijk hoor, kon ‘ie wel? Gelukkig staat Wolfe voor hem op. Met het verbazingwekkende verhaal dat niemand kende. Maar dat iedereen die een beetje in Darwin geïnteresseerd is als wel in zo’n 3500 boeken hiervoor uitgebreid heeft kunnen lezen.

Dan deel twee. Een studeerkamergeleerde, die naam maakt met een theorie, Noam Chomsky, een werkman van nederige komaf die het werk doet en de eer niet krijgt: Daniel L. Everett. Chomsky, die zijn airconditioned flat niet uitkomt broddelt een theorietje bij elkaar over generatieve grammatica, dat er een overerfbare structuur is die op diepteniveau voorschrijft hoe op het oppervlakteniveau alle talen werken.

Alle talen? Nee, een kleine stam in de binnenlanden van Brazilië houdt stand, zij spreken Pirahã met zijn driehonderdtachtigen. Interessante mensen overigens. kunnen niet tellen omdat ze dat niet nodig hebben. Geen tijden omdat ze in het nu leven. Heel veel dingen niet omdat ze, nou ja, een wat eenvoudig levensdoel hebben: zorgen dat ze niet door slangen worden opgegeten.

Omdat Everett bij veldwerk ontdekt dat naar zijn idee de taal niet recursief is, met andere woorden, niet zijn eigen basisstructuur herhaalt binnen een zin, de grondgedachte van de universele generatieve grammatica. Ha! Gefalsificeerrrrrrrd! Chomsky is een clown! Lachen! Boek uit!

Oh ja en taal is: en dan volgen de pagina’s met Wolfe’s gewauwel van de laagste plank.

Einde bespreking. Waarom doet zo’n Tom Wolfe dit eigenlijk? Duidelijk is dat hij een lans wil breken voor de gewone man, de werkman boven de bevoorrechte en geaccrediteerde wetenschapper. Reuze sympathiek. Daarbij neemt hij geen van de vier wetenschappers serieus. Zijn lezers neemt hij niet serieus. Tom Wolfe neemt hij wel zeer serieus, want die – hahaa!  – pakt ze allemaal maar even.

Maar nu serieus. Ik doe Wolfe geen recht. Maar dit boek van deze schrijver hoef je in elk geval echt niet meer te lezen. Everetts boek Don’t sleep, there are snakes (letterlijke vertaling van welterusten in het Pirahã), zou ik wel graag lezen.

——-

 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.