Maarten van der Graaff – Let’s get unconscious

Ik loop naar de trein en rechts van me verschijnt een man in fluorescerende overall die een groot ijzeren ding draagt. Hij draagt het met veel zorg. Het ijzeren ding ziet er uit als een pijp, maar heeft een brede rand, waardoor het een grote ijzeren hoed lijkt. Ik kan me niet voorstellen waar het ding voor is. De man nadert een opening tussen twee hekken, die een beetje slap uit hun betonnen verankeringen hangen. De opening is net niet groot genoeg. Hij moet zijn rechterschouder tegen het hek drukken om erdoor te kunnen. Mijn hand beweegt: ik wil het hek opzij duwen. Ik schrik van deze beweging, trek mijn hand terug en loop door richting trein. Mag ik hem wel helpen? Is het geen belediging om een paar seconden lang werk te doen dat je niet eens begrijpt en dat je nooit zal hoeven doen? Ik weet niet wat ik precies heb gezien, wat er voor werk om mij heen wordt verricht. Het is fysiek inspannend, verder kom ik niet.

Lieke zegt dat ze meer popcultuur op de Tiradeblog wil. ‘Ze zullen me ook eens voor de serieuze essayistiek vragen,’ typ ik in de het venster van de facebookchat en beloof iets met een oude Madonnavideo te doen.

Wat hebben Madonna, de man met de ijzeren hoed en ik gemeen? Niemand kan een betere euroknaller kopen dan de anderen. De euroknaller maakt ons gelijk. Ik jat dit van Andy Warhol (in The philosophy of Andy Warhol gebruikt hij het kopen van een hotdog in Central Park als voorbeeld).

In dat boek verzucht Warhol – of eigenlijk zijn ghostwriter– dat de president zoveel publiciteitspotentieel heeft dat nooit wordt benut. Hij vindt dat de president eens een lijst zou moeten maken met allerlei taken waarvoor mensen zich schamen, om vervolgens juist deze dingen op televisie te doen. We zien de president de openbare toiletten van ‘the Capitol’ schoonmaken en uitroepen: ‘Why not? Somebody’s got to do it!’
Dit zou de mensen die dit mooie werk gewoonlijk doen een hart onder de riem steken.
Ik wil een video met Madonna maken waarin ze langzaam, met haar armen om een ijzeren hoed geslagen, tussen twee hekken doorloopt. 

‘The city had converted and elevated length of abandoned railway spur into an aerial greenway and the agent and I were walking south along it in the unseasonable warmth after an outrageously expensive celebratory meal in Chelsea that included baby octopuses the chef literally massaged to death.’

Deze sinistere culinaire uitspatting is het begin van 10:04 van Ben Lerner. Wat een goede openingszin en hoe David Foster Wallace-achtig is dat ‘literally massaged to death’. 10:04 bevat hele banale meta-fictie, die me verblufte (terwijl ik toch pas I love Dick van Chris Kraus las, een fantastisch boek dat ook bol staat van dit soort platte, onbeholpen metafictie). Ga Chris Kraus lezen. Maar eerst: banale metafictie in 10:04, een opsomming:

1. Je leest over een auteur die worstelt met een manuscript over literaire fraude en uiteindelijk besluit het boek te schrijven dat je nu leest.

2. In de New Yorker verscheen een verhaal van Ben Lerner. De auteur die de hoofdpersoon van Lerners boek is publiceerde dit verhaal in de New Yorker. Dit verhaal leverde beide auteurs ‘a strong six figure’ deal op voor een tweede boek.

3. De lezer wordt met enige regelmaat aangesproken als ‘jij’ of zelfs als ‘lezer’.

4. De beschrijvingen van de strubbelingen van de schrijver met zijn roman vormen een essay over Walt Whitman, catastrofe en gemeenschap. Ben Lerner is een meester van het plotselinge essay (begint en eindigt in media res en doemt opeens op).

5. In de roman wordt expliciet naar collectiviteit gezocht.

6. De roman eindigt met dichtregels van Whitman, maar zoals men dichtregels citeert in proza. Met een / dus.

Die dichtregels luiden: ‘I know it’s hard to understand / I am with you, and I know how it is.’
Op de Brooklyn Bridge staan en plotseling menigten kunnen bevatten. Iemand moet het doen.

Of is al die ingenieuze banaliteit een vorm van cynisme en wil Lerner ontsnappen aan zijn eigen vragen? Dat wordt hier bediscussieerd.

Nog enkele mededelingen:

Hier staan plaatjes van mensen die tatoeages hebben van Whitmanregels.
Laten we onze lichamen bekrassen en met elkaar praten.

– Iedereen moet Chris Kraus lezen. De hoofdfiguren van Lerner lijken op die van Kraus, maar zijn ook onuitstaanbare kerels. Leg Catt Dunlop – kunstcritica en vastgoedhandelaar – uit Summer of hate daar eens naast.

Dit is de videoclip van ‘Bedtime story’ van Madonna. Het is 1994 en ze zingt: ‘today is the last day I’m using words’. Ik kijk naar de clip, denk aan Micha Klein en laat de video aan Laurie zien. Ze ontdekt dat er een ijzeren hoed in voorkomt. 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *