Mijn wereld is ook van jou

Het heeft er alle schijn van dat ik mijn studie Biomedische Wetenschappen heb afgesloten; ik wacht nog op één cijfer, maar daar maak ik mij geen zorgen om. Een van de vakken waar ik dit collegejaar enorm van heb genoten, was het vak Reflection on Science. Ondanks de Engelse naam werd het in het Nederlands onderwezen. Het was feitelijk een spoedcursus wetenschapsfilosofie: paradigmavorming, Kuhn, Kant, Popper. Ik werd er heel blij van. Mijn medestudenten minder. Op een zeker moment keek een jongen mij verveeld aan en sprak de historische zin: ‘Als al die filosofen hun denkkracht nuttig hadden ingezet, was kanker waarschijnlijk al wel de wereld uit.’

Ik antwoordde dat ik dit een fascinerend college vond. Hij zei: ‘Ik niet. Ik ben een bèta.’

Dat is een dodelijke zin. Voor jezelf. Voor de wetenschap. Voor de wereld. Het zit hem in de impliciete oorzakelijkheid: want ik ben een bèta. Met die woorden ontsla je je van alle verplichtingen richting mensen die niet jouw interesses delen. Je zegt eigenlijk: ik ben anders dan jij en daarom is jouw wereld een wereld waarin ik niet geïnteresseerd ben. Literatuur, (klassieke) muziek, goed eten, theater, beeldende kunst, daar hoef je je niet voor te interesseren, hoef je niet te begrijpen, want je bent anders, je bent een bèta. Andersom zijn er genoeg alfa’s die zeggen dat ze een ‘alfa’ zijn en daarmee de wereld van de wiskunde, de biologie en de natuurkunde aan zich voorbij laten gaan. Ze hoeven er geen belangstelling voor te hebben, want die wereld is niet hún wereld, het is de bètawereld.

Uiteraard is niet iedereen hetzelfde. De een vindt een dag door een museum lopen boeiender dan een wiskundecollege. De ander gaat helemaal op in de natuurkunde en heeft geen boeken behalve natuurkundeboeken in de kast staan. Maar dat hoeft niet te betekenen dat je die andere wereld afhoudt, als het ware afbakent met een lint waarop staat: niet voor mij, want ik ben anders.

Het gaat mij er niet om of je als letterkundige goed bent in wiskunde of als natuurkundige of geneeskundestudent houdt van lezen. Het gaat mij erom dat je je niet afsluit van de wereld die buiten jouw interessegebied valt. Het is niet alleen nergens voor nodig, het is ook nog eens doodzonde.

Het verkleint je wereld en daarmee kom je nooit met potentieel interessante dingen in aanraking. De alfa- en bètawetenschappen zijn zo breed dat je niet met honderd procent zekerheid kan zeggen dat je alles van de andere kant niet leuk vindt. 

Daarnaast zorgt de afwijzende houding voor wederzijds onbegrip. Bètawetenschappers stellen dat hun werkzaamheden van groot belang zijn voor de mensheid, terwijl het werk van alfawetenschappers, volgens hen, niet zo belangrijk is. Alfawetenschappers daarentegen vinden dat bètawetenschappers te eenzijdig zijn. Dit zorgt voor een soort polarisatie die de samenleving en de wetenschap niet ten goede komt. Want wat is wetenschap? Het is een manier om de wereld beter te begrijpen. Om de wereld in kaart te brengen, als je wilt. De wereld bestaat niet alleen uit ziektes en natuurkundige verschijnselen, maar ook uit taal, kunst, ideeën en gevoelens. Om een voorbeeld te noemen: voor de ontwikkeling van Google translate zijn niet alleen informatici en technici nodig geweest, maar ook taalwetenschappers. En (nog een voorbeeld) in allerlei takken van de geesteswetenschappen is een gedegen kennis van de statistiek onontbeerlijk. Om de wereld te begrijpen heb je nu eenmaal beide wetenschappen nodig. Door ofwel de alfa- ofwel de bètawetenschappen links te laten liggen, snap je de wereld – je eigen wereld – maar half. 

Laatst had ik het met een geneeskundestudente over boeken. Op zeker moment zei ze dat zij vond dat iedere geneeskundestudent tijdens de studie verplicht zou moeten zijn Oorlog en vrede te lezen. In dat boek zat alles, zei ze: liefde, dood, oorlog. Zij stelde dat studenten de wereld beter zouden begrijpen, de mens beter zouden begrijpen en daardoor een betere arts zouden worden. Andersom denk ik dat boeken zoals van Hanna Bervoets of Harry Mulisch aan kracht winnen als je wat van de bètawetenschappen afweet. Zo heb ik genoten van het verhaal Een modern verlangen van Hanna Bervoets omdat ik college had gehad over de gendiagnostiek en begreep hoe het in elkaar zat. 

Tot slot moet een architect niet vergeten dat het gebouw dat hij neerzet ook toegankelijk moet zijn voor rolstoelgebruikers en dat er een plek moet zijn waar mensen hun jas kunnen ophangen. Technologische of medische uitvindingen kunnen zorgen voor gemak en veiligheid maar ook voor een inbreuk op de privacy. Aan de andere kant moeten filmmakers niet vergeten dat de techniek die hen in staat stelt een film te maken niet uit de lucht is komen vallen. En een pianist is ook wel eens ziek en achter de behandeling die hij krijgt gaat een wereld van onderzoek schuil.

Natuurlijk zijn er zat zaken waar je als ‘alfa’ of ‘bèta’ niks van begrijpt als je het naburige veld induikt, maar daar moet je je niet door laten afschrikken. Het gaat erom dat je het andere niet bij voorbaat afwijst en af en toe eens kijkt wat de anderen doen. Het maakt je als mens breder en het maakt jou en het leven interessanter. En het helpt de wereld vooruit. Dit geldt natuurlijk niet alleen voor ‘alfa’s’ of ‘bèta’s’, maar voor iedereen die denkt dat zijn of haar eigen beroep, werkveld of onderzoeksgebied het belangrijkste is wat er is. Je mist iets. Echt waar. 

Foto van Sybren Sybesma
Sybren Sybesma

Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.