Onzichtbaar (4)

 

 

 

 

 

“Is hij weg?” vraagt zoon van onder zijn dekbed. Het is acht uur ‘s ochtends en ik kijk vanaf de drempel de schemerige jongenskamer in.

“Ik bedoel, echt weg?”

Ik haal mijn schouders op: ik denk het, maar weet het niet zeker.

Zoon duikt dieper onder zijn deken, alleen zijn ogen en een plukje haar zijn nog zichtbaar, en drie vingers van een hand.

Kom, gebaart hij naar de deuropening. Hij is klaar voor de zoektocht.

We laten de gordijnen dicht. Ik ga op het randje van zijn bed zitten en pak hem stevig vast – dat mag nog. Nee, geen felicitaties nog. Eerst laten we onze blik door de jongenskamer gaan. De voetbalposters, het overvolle bureau, de rommelige stapel brugklasboeken, de uitpuilende kledingkast. Alles lijkt hetzelfde als gisteren en toch…

Alles is anders.

“Spoorloos,” constateert hij tevreden.

Inderdaad.

“Waar zou hij nu zijn?” vraagt zoon.

Hij kruipt tegen me aan, een knuffel is genoeg. Samen kijken we de kamer in, waar die andere jongen toch nog ergens moet zijn, zo dichtbij nog, maar nu al zo onzichtbaar.

“Waar zou hij zijn?”

Hij vraagt het nog een keer maar hoeft geen antwoord. Hij weet toch al wat ik ga zeggen: bij al die andere jongens die je hebt uitgezwaaid. In jou, in mij, in papa, in opa en oma. Onzichtbaar en toch aanwezig, altijd – alle twaalf.

Maar nu denken we vooral aan die ene – gisteravond was hij er nog. Hij at twee borden pasta en een chocolade-ijsje. In pyjama heeft hij daarna afscheid genomen. Van ons en van de poes.

En daarna, alleen in bed, van zichzelf: een jongen van twaalf.

Door de gesloten deur hoorde ik zijn zachte stem, net als de voorgaande jaren. Drie jaar geleden, toen de deur van zijn kamer nog open stond, begon de toespraak plechtig: “Morgen, als ik tien ben, word ik nooit meer negen.” De volgende jaren ging de deur dicht en kon ik er steeds minder van verstaan, maar wel altijd de klank proeven: rustig, vertrouwenwekkend. Gisteravond sloot hij af met een opdracht: om alle anderen de groeten te doen.

“Ja, hij is echt weg,” zegt hij. “Dertien!”

We staren nog wat in de kamer, waar ruimte is voor nog zoveel meer onzichtbare jongens, volgend jaar, dan zal deze zich er bij voegen, en daarna en daarna…

“Gefeliciteerd,” zeg ik. Als hij voor me uit de trap af huppelt, wens ik hem stilletjes toe dat hij nooit te groot zal worden voor een zelfontworpen ‘rite de passage’.

——–

Pauline Genee (1968) debuteerde in 2014 met Duel met paard (Querido). In 2017 verschijnt haar tweede roman: Roadblock. Zij is daarnaast moeder van een keeper en speechschrijver bij Buitenlandse Zaken. 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *