Ouwesunderklaas (2)

Behalve op Texel zie je ook op de andere Waddeneilanden rond de Sinterklaastijd feesten waarbij het volk in burlesk-demonische uitdossing de straat opgaat en daarna in de herbergen een uitzinnig drinkgelag aanricht. Terschelling en Ameland kennen de viering van Sundrum, Schiermonnikoog viert de Klozem.
Het onderzoek naar de herkomst van deze feesten is enigszins besmet geraakt door de eerdere bemoeienissen ermee van volkskundigen, zoals Jan de Vries, die in de oorlogsjaren de Duitse laarzen al te gretig hebben gelikt. Wij durven het wel weer aan om een en ander over dit onderwerp te schrijven, zonder ons meteen te encanailleren.
Degenen die verkondigen dat deze opzichtige vieringen al vele eeuwen oud zijn leggen vaak een verband met het Germaanse Joelfeest, dat vanouds rond 21 december plaatsheeft. Sommigen beweren dat dit feest van de kortste dag, van de zonnewende, ooit in heel West-Europa werd gevierd.
Het is ook denkbaar dat deze feesten nog overblijfselen zijn van de Vikingheerschappij over Holland en Friesland gedurende de negende en tiende eeuw. Afgezien van herhaalde plundertochten door Noormannen in dit tijdvak vonden er volksplantingen vanuit Scandinavië naar deze streken plaats. Door kerstening en latere processen van staatsvorming werden de meeste sporen van deze Deense of Noorse invloed zo goed als uitgewist. Maar in de noordelijke periferie van onze gewesten wisten bepaalde archaïsche gebruiken stand te houden. De winterfeesten waren  daarvan een voorbeeld.
De kerk bestreed deze feesten vanwege hun heidense oorsprong en liederlijke karakter. Latere patricische of burgelijke elites deden hetzelfde uit weerzin voor hun primitiviteit. Overal op het Noord-Nederlandse vasteland had deze repressie succes. De winterse maskerades verdwenen er om plaats te maken voor het Sint-Nicolaasfeest dat zich met de opkomst van de burgerij steeds meer tot een zedig familiepartijtje ontwikkelde.
Op de noordelijke eilanden ging het anders. Het burgerlijke Sinterklaasfeest schoot hier vooralsnog geen wortel, terwijl de repressie van kerk en staat tekortschoot om de traditionele winterfeesten geheel de kop in te drukken. Wel veranderden ze van datum. De gemaskeerde vieringen verschoven van de midwinter naar een vroeger tijdstip in december, en profaneerden daarmee het kerstfeest niet langer. Voor de bevolking maakte de verplaatsing van de maskerades niet veel uit. De oorspronkelijke datum van 21 december was in onze streken niet van wezenlijk belang, omdat anders dan in Scandinavië de waarneembare zonnewende hier niet bestaat.
Of is alles wat hierboven werd beweerd pure atavistische lariekoek, omdat dergelijke feesten eenvoudig uit de vroege negentiende eeuw dateren, als een jeugdige, volkse gril van de Romantiek? Met andere woorden: hebben de eilanders van onze noordelijke rafelrand hun eigen traditie recentelijk uitgevonden? Dit laatste is wel beweerd in historisch-antropologische kring.
Zowel de voorchristelijke als de Romantische visie op dit merkwaardige culturele verschijnsel aan onze noordgrens is nooit onderbouwd door gedegen cultuurhistorisch onderzoek. Nimmer werden de oude bronnen hierover eens met monniksijver doorgevlooid.
Het is, kort en goed, hoog tijd dat een hoogleraar een onderzoekproject hierover start en drie ambitieuze promovendi eropaf stuurt: een mediëvist met gedegen kennis van het Kerklatijn, een germanist met kennis van de oude noordelijke talen en een cultuurhistoricus die het overzicht weet te behouden. Zo’n drietal kan met een fraaie doorwrochte studie eens laten zien wie es eigentlich gewesen ist en een eind maken aan alle loze speculatie omtrent het verleden van dit liederlijk festijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *