Pannenkoek

In dat jaar moesten we op school twee spreekbeurten geven. Slechts een van de twee mocht over een dier gaan. Een onderwerp verzinnen dat én boeiend was én geen pootjes had, was moeilijk. Bijna iedereen koos een huisdier, omdat moeders tijdens de speeltijd mochten komen aandraven met een kooitje.
Mijn cavia’s gingen altijd dood nog voor ik er een spreekbeurt over kon geven.

Toen we naar het Dolfinarium in Harderwijk gingen, probeerde ik niet te denken aan hoe we allemaal zouden doodgaan, want we moesten erg lang in de auto zitten.
Die dag kreeg ik de kans een rog te strelen. Zijn vinnen deden denken aan de pannenkoek die die ochtend per ongeluk in het afwaswater was beland.

Ik had weinig affiniteit met roggen. Wat me vooral aansprak was hun klein, lachend mondje, verborgen onder hun afgeplatte lichaam. Ik zag meteen dat ik het onderaanzicht van deze vis in slechts enkele krijtlijnen op het schoolbord zou kunnen tekenen.

Dat was het leukste aan spreekbeurten: tijdens de speeltijd in je eentje achterblijven in het klaslokaal om alle voorbereidingen te treffen.
De lege klas lag er bij als een dorp na het neerstorten van een boeing: pennen zonder dopjes, half afgemaakte zinnen, gedempt geschreeuw.

Omdat ik de op een na kleinste was, en ook de enige in de klas was die thuis geen televisie had, zag ik alles grootser.
Ik tekende een gigantische ruit, die zich uitspreidde over het drie meter lange schoolbord. Ik ging achter in de klas staan om te bepalen waar het klein, lachend mondje moest komen. Ik trok een norse streep met scherpe tandjes die niet de indruk wekten dat roggen eenvoudig te verslagen waren.

Enkele weken na mijn spreekbeurt verzamelde de leerkracht recepten voor een klaskookboek. Ik wilde een recept voor pannenkoeken inleveren, maar ik was niet de enige met dat idee.
Het bundeltje met zelfgetekende prenten werd afgedrukt en op het oudercontact uitgedeeld.

Ik heb het kookboek niet bijgehouden, maar ik weet wel nog welk recept ik uiteindelijk had ingestuurd. Het zat achterin, diende eerder als schutblad.

Lizes fruitsla. Lekker gezond, en heel eenvoudig te maken.

Ingrediënten:
Dertig appels, vijftien ananassen, veertien meloenen, zestien kiwi’s, dertig peren, negentien appelsienen.

Even snijden.
En klaar.

Lize Spit (1988) schrijft scenario’s, proza en poëzie. Ze publiceerde in Tirade, Kluger Hans, Het Liegend Konijn en Das Magazin; eerder dit jaar won ze de schrijfwedstrijd Write Now. In het zomernummer van Tirade, Tirade 449, publiceerde Spit het kortverhaal ‘Jagersaus’. Momenteel werkt ze aan een scenario voor een speelfilm en aan een roman. Deze maand publiceert Lize Spit ieder weekeinde een blogbijdrage op tirade.nu

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *