Philipsdorp

Nog niet zo heel lang geleden, toen ik nog werkte als Groningenverslaggever, sprak ik voor een artikel twee generaties NAM-medewerkers. Een vader en een zoon, de één werkzaam bij de gaswinner in de gloriedagen na de ontdekking van de Groningse gasbel, de ander in de huidige, gespannen aardbevingstijden.

Het gezicht van de vader lichtte op toen hij vertelde over zijn jeugd. Zíjn vader had op zijn beurt óók al gewerkt bij de Nederlandse Aardolie Maatschappij, waardoor hij zijn vroege dagen had gesleten in een soort NAM-dorpje, vertelde hij, met NAM-speeltuinen, NAM-flats en speciale NAM-filmavonden. “Ik ben opgevoed door het bedrijf”, zei hij met een duidelijk positieve connotatie. De zoon, ergens in de twintig, keek stoïcijns toe.

Ik moest aan dat gesprek denken toen vorige week in NRC een interview verscheen met filosoof Jelle van Baardewijk. Als ethicus vindt hij dat bedrijfskundestudente niet genoeg les krijgen in ethiek, met als gevolg bedrijven die weinig voeling hebben met de maatschappij en weinig verantwoordelijkheid nemen. Moraliteit niet meenemen is in de bedrijfskunde volledig normaal.

Vroeger was dat volgens Baardewijk beter – toen bouwden bedrijven als Philips bijvoorbeeld hele dorpen voor haar medewerkers, vol met voorzieningen. Het ging niet alleen om een zo hoog mogelijke winst; dit was het Rijnlandse model: bedrijven keken vérder, in tegenstelling tot in de Angelsaksische wereld.

De passage haalde helaas vanwege ruimtegebrek de eindversie van het artikel niet. Jammer, want hoewel bedrijfsdorpen natuurlijk allang niet meer bestaan, is de opmerking van Van Baardewijk op een bepaalde manier volgens mij actueler dan ooit. Je hoeft de krant maar open te slaan en je ziet dat de relatie tussen maatschappij en bedrijfsleven nogal verzuurd is – de Volkskrant sprak drie weken geleden over een ‘rampjaar’ voor de bedrijfsbestuurlijke elite.

In dat licht is het antieke bedrijfsdorp het perfecte voorbeeld van alles wat bedrijven in het oog van de publieke opinie niet meer hebben: zorgzaamheid, oog voor de omgeving, een bredere doelstelling dan winst en dividenduitkeringen – ja, wellicht zelfs een zekere nobelheid. Er naar refereren, zoals Van Baardewijk bewust doet, is wijzen op een soort parallelle geschiedenis die laat zien hoe bedrijven zouden kunnen zijn.

Een woordvoerder van de NAM vertelde mij in 2017 hoe het Drentse oliedorp Schoonebeek eigenlijk nog steeds een bedrijfsdorp was van de gaswinner. Er waren nooit bevingen geweest, wel allerlei voorzieningen opgetuigd.

Zijn bijbedoeling was duidelijk dat ik er een artikel over zou schrijven: hij begreep maar al te goed dat de zorg voor de gemeenschap een van de weinige positieve, menselijke frames was die je omtrent de NAM kon bedenken. (De ironie dat de NAM iets verder naar het noorden inmiddels dorpen afbrak ontging hem waarschijnlijk – of hij hoopte dat het mij zou ontgaan).

Toch kun je je afvragen of al die nostalgie terecht is. Het is zeker aantrekkelijk om te mijmeren over de miljoeneninvesteringen in huisvesting die werden gedaan. Maar het lijkt me eerlijk gezegd naïef van Van Baardewijk – die overigens volop goede punten maakt in het interview – als hij zegt dat het bedrijfsdorp een kwestie was van verlicht leiderschap dat we vandaag de dag missen. Want maak je een werknemer niet nogal afhankelijk, een bedrijf veel te machtig?

In zijn autobiografisch getinte roman De Gevarendriehoek schetst A.F.Th. van der Heijden een indruk van een jeugd in het Philipsdorp bij Eindhoven. Hij doet dat op een luchtige toon, frivool, maar doorspekt het relaas met meer sinistere onderdelen. “De brave en gezagsgetrouwe Van der Serckt, net als alle werknemers van communistisch gecomplotteer verdacht, werd van meet af aan geschaduwd door de Philipspolitie, die naar de geheime politie in post-tsaristisch Rusland algemeen de Tsjeka heette. Een eufemisme, volgens enkele overlevenden.”

Even verderop wordt het dorp expliciet neergezet als een methode om werknemers niet té marxistisch te laten worden. “’t Geheim was dat Flipse [Philips] ervoor zorgde dat ‘z’n mensen’ niet vervreemdden… niet vervreemdden van hun werkgever.”

De passages mogen dan tot de meer hyperbolische van het hoofdstuk behoren – de tiener Van der Heijden had duidelijk een scherper oog voor de donkere randjes van een bedrijfsdorp dan menig ander. Meer ethiek in het bedrijfsleven: ja, graag. Maar dat vroeger alles beter was, is – zoals bijna altijd bij dit argument – denk ik toch een misvatting.

—-

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.