Waarin Van Gogh een parallel-oeuvre krijgt

Er zijn veel brieven in de nieuwe editie van Van Gogh Brieven die begin oktober in zes kloeke delen zal verschijnen die je exemplarisch zou kunnen noemen: brieven die over één thema blijken te gaan, over religie, over kunst, over de techniek van het schilderen, over zijn ouders, over de stand van zijn leven, over kleurgebruik, over zijn melancholie. Nu ik een flink deel van de 2180 pagina’s gelezen heb kan ik wel zeggen dat het prettige verrassingen zijn wanneer zo’n exemplarische brief weer opduikt.

Een exemplarische brief tegenkomen betekent oogsten: in zo’n brief staan meer dan in andere brieven passages, zinnen, alinea’s die essentieel zijn voor de kennis van de persoon, het werk en het leven van Van Gogh. Leven en werk van Van Gogh zijn verre van onbekend, maar er zijn maar weinig mensen die alle 819 brieven  gelezen hebben. Van Gogh is natuurlijk zijn werk, maar hij zit ook in zijn brieven. Door deze nieuwe, geannoteerde en onbekrompen geïllustreerde editie worden de brieven nog meer een soort parallel-werk, nóg een oeuvre, maar dan in geschreven vorm.

Je kunt een biografie over Van Gogh lezen, maar het zelf lezen van de brieven (of een deel ervan) parachuteert je midden in zijn leven, alsof je erbij staat. Het is onvermijdelijk dat het lezen van zoveel brieven je dwingt om over Van Gogh na te denken, over zijn karakter, zijn ambities, zijn grilligheden, zijn religieuze bevliegingen, zijn ideeën, zijn kijk op mensen. Hij schrijft zo voor de vuist weg, zo zonder schroom, zonder bijgedachten, dat je zijn leven en gedachten bijna van dag tot dag kunt volgen. Je zit op zijn lip.

Eén zo’n exemplarische brief is nummer 537, geschreven vanuit zijn ouderlijk huis in Nuenen op woensdag 28 oktober 1885. Dat is de brief over de techniek van het schilderen en zijn nieuwe overtuiging dat ‘kleur uit zichzelf iets uitdrukt’. Als de kleur ‘het maar goed doet op het doek’. Van Gogh was in die tijd gegrepen door de vermogens van kleur. Hij moest ‘macht’ over zijn kleurgebruik krijgen om het effect ervan precies te kunnen berekenen. Hij schrijft er over als een alchemist: aan de hand van schilders als Monticelli en Delacroix, en met de boeken van Braquemont en Blanc voor zich berekent hij wat een bepaalde combinatie van kleuren zal doen. Soms moeten kleuren van Van Gogh tegen elkaar schreeuwen.

briefKennis van kleur werd een sleutel voor hem: ‘Het is zeker’, schrijft hij in die brief aan zijn broer Theo, ‘dat door de wetten der kleuren te bestuderen, men van instinktmatig geloof in de groote meesters tot ’t zich rekening kunnen geven waarom men mooi vindt wat men mooi vindt komen kan, en dat is wel nodig tegenwoordig als men bedenkt hoe verschrikkelijk willekeurig er beoordeeld wordt en oppervlakkig.’

De brief gaat ook over het loslaten van de realiteit en het zelfstandig worden van de kleur. Van schilders die met ‘afgrijselijke preciesigheid’ de kleur van een gezicht nabootsen wanneer ze een portret maken, moet hij niets hebben. Hij wil liever een portret van Courbet, dat veel ‘waarder’ is omdat het zich juist niet houdt aan die letterlijke nabootsing. ‘Machinaal en slaafsch de natuur copieeren’ ruilt hij in voor het schilderen ‘vanuit het palet’. Hij wil een colorist zijn die meer liefde heeft voor de kleuren van zijn palet, dan voor die van de natuur. Zo wemelt deze brief van Van Goghs ontdekkingen. ‘Kleur drukt uit zichzelf iets uit, dat kan men niet missen, daar moet men gebruik van maken, wat mooi doet, werkelijk mooi – is ook juist.’

Carel Peeters

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *