A. Roland Holst
Hun verdiende loon
De kunst die niet gehéél van de eerste rang is, doet zich veelal veel ernstiger en plechtiger voor dan zijn rijker broeder. Want die, zich rijker wetend, kan er wat op wagen en doet dat ook graag. Hij kan tegelijk diepzinnig en lichtzinnig zijn.
Zijn minder begunstigde broeder kan dat niet, of durft het niet. Hij voelt het vooral als zijn plicht ernstig en nauwgezet te zijn, zijn stand op te houden. Hij weet ook precies wat hij doen en laten moet in zijn werk; nooit zal hij er iets op wagen.
Hij heeft van tevoren uitgemaakt waar het heen moet met de kunst die hij beoefent (alsof van Gogh zich daarom bekommerde of eeuwen daarvoor J.S. Bach). Hij doet ook aan de nederigheid van nog maar een simpel begin te zijn van iets dat later door anderen zal worden verwezenlijkt. Alweer! van Gogh die inderdaad nederig wás, wist het zelf niet en Het er zich dus ook niet op voorstaan.
Het moet wel op een bittere wijze heerlijk zijn, zichzelf tegelijk verguisd én een apostel te weten. Zulk een kunstenaar zet zijn troeven op de tijd en de toekomst die hem zal ontdekken en erkennen, en zal huldigen, bij zijn graf natuurlijk, voor wat er uit zijn onderschat werk voortkwam. Onze hoogste dichter, Leopold, hield zich met zulke gedachten niet op. Verwey wel, maar hij was dan ook, nadat hij zich van Kloos had bevrijd, productief geworden aan de lopende band omdat hij steeds meer te betogen had en gedichten schreef in reeksen, een billardspeler in woorden; die bij iedere stoot een nieuwe serie over wil houden.
Al zulke overwegingen hebben met productieve kunst volstrekt niets te maken, al was het alleen maar omdat zij de tijd, de toekomst inschakelen als zij aan het werk zijn, en in de levende kunst gaat het nooit om de tijd en altijd en
alleen om de ruimte. De kunstenaars die op de tijd, de toekomst speculeren, zullen bedrogen uitkomen, misschien pas veel later, want het is niet uitgesloten dat zij eerst gehuldigd worden. Maar vergeten worden zij zeker. Dat is dan hun verdiende loon.