De ambassadeur Renate Dorrestein
Kurt Vonnegut’s
Slaughterhouse-Five
Een roman als een fragmentatiebom
Op het schutblad van mijn vergeelde exemplaar van Slaughterhouse-Five van Kurt Vonnegut Jr. staat genoteerd dat ik het in 1972 op Sinterklaasavond cadeau kreeg. Ik was toen achttien. Een paar maanden daarvoor had ik eindexamen gedaan. Ik had nog nooit van Kurt Vonnegut gehoord. Ik had geen idee wat me te wachten stond. Maar al tijdens het lezen van de allereerste pagina van dit geschenk van de Sint puilden mijn ogen uit. Wat was hier voor buitenissigs aan de hand?
‘All this happened, more or less,’ steekt Vonnegut van wal, om vervolgens een heel hoofdstuk lang op een kletserige en springerige manier herinneringen op te halen aan de bijna kwart eeuw die het hem kostte om ‘this lousy little book’ te schrijven. Hij zet al zijn mislukte pogingen uiteen, culminerend in het besef dat hij zijn onderwerp nooit uit de verf zal krijgen zolang hij het in de mal van een vooropgezet schema probeert te persen. Zijn hele betoog lijkt bedrieglijk op een inleiding, maar dat is het niet, anders zou het niet het eerste hoofdstuk heten. Het lijkt eerder alsof Vonnegut zichzelf op deze manier tot een personage in zijn eigen roman maakt. Hij sluit af met de mededeling dat het verhaal zometeen zal beginnen met de zinsnede ‘Listen: Billy Pilgrim has come unstuck in time’ en zal eindigen met ‘Poo-tee-weet?’.
Pas in het tweede hoofdstuk maken we kennis met hoofdpersoon Billy Pilgrim. In anderhalve pagina razen we langs de belangrijkste gebeurtenissen uit zijn leven, tot aan het moment waarop Billy, de veertig al voorbij, belt met een radioprogramma dat luisteraars oproept in de uitzending hun bijzonderste ervaring te vertellen. Hij gaat er eens goed voor zitten en en doet verslag van hoe hij op de dag na de bruiloft van zijn dochter werd ontvoerd door buitenaardse wezens, de bewoners van de planeet Tralfamadore, die er voor het menselijk oog uitzien als wc-ontstoppers. En daarna is er geen houden meer aan en schiet het verhaal als een fontein van vuurwerk alle kanten op.
‘All this happened, more or less.’ Ik was betoverd. Ik was beland in een universum dat spotte met alle literaire wetmatigheden en narratieve conventies die er
op school bij mij waren ingestampt. Ik had nog nooit iets gelezen wat naar inhoud én vorm zo uitgesproken subversief en baldadig was, iets wat zich zo onttrok aan categorisatie of indeling, iets wat alleen maar zichzelf was, plompverloren en uitdagend.
Op slag verdiepte mijn kalverliefde voor Slaughterhouse-Five zich tot een liefde voor het leven
Een jaar of acht later had ik tijdens een verhuizing het boek weer in mijn handen. Ik herinnerde me het plezier dat ik eraan had beleefd, ik herlas het en op slag verdiepte mijn kalverliefde voor Slaughterhouse-Five zich tot een liefde voor het leven. Het drong toen pas ten volle tot me door wat een onuitputtelijk boek het is. Sedertdien herlees ik het jaarlijks. En iedere keer heb ik tot mijn verrassing weer een compleet nieuwe roman te pakken en ontdek ik dingen die ik voordien over het hoofd zag. Dit is het enige boek op aarde dat ik nooit uit zal hebben, dat durf ik na ruim veertig jaar inmiddels wel te beweren. Zet mij met louter Slaughterhouse-Five op een onbewoond eiland, en ik zal er niet aan toekomen een vlot te bouwen of een kokosnoot te oogsten. Ik zal zielsgelukkig zijn.
Het menselijk verstand te boven
Slaughterhouse-Five, or The Children’s Crusade: A Duty-Dance with Death, zoals de volledige titel luidt, gaat over Billy Pilgrim, die in de Tweede Wereldoorlog als eenentwintigjarige zijn dienstplicht overzee vervult als assistent van de aalmoezenier, aangezien hij niet geschikt is voor martialere taken. Hij heeft het figuur van een Coca-Colaflesje en is iemand die nog liever zinkt dan zwemt. Hij is ongetraind, bang en zachtaardig. Tijdens de Slag om de Ardennen wordt hij door de Duitsers krijgsgevangen gemaakt en geïnterneerd in Dresden. Daar maakt hij het bombardement mee dat in 1945 door de geallieerde troepen wordt uitgevoerd – een historische tragedie waarbij de doden onder de burgerbevolking niet te tellen waren. Hij overleeft het doordat hij is ondergebracht in de goed geïsoleerde kelder van een slachthuis. Als hij na het uitwoeden van alle branden weer bovengronds komt, is de stad veranderd in een maanlandschap.
Billy keert uiteindelijk huiswaarts, maar zijn wereld ligt zonder dat hij dat nog beseft, in scherven. Hij kan niet bevatten wat hij heeft meegemaakt. Hij heeft dingen gezien en beleefd die hij nooit voor mogelijk zou hebben gehouden. Ofschoon hij zal trouwen en een gezin zal stichten, succesvol wordt als optometrist en het schopt tot voorzitter van de Lions Club, slaagt hij er niet echt in de draad van het bestaan weer op te pakken. Hij heeft levenslang op gezette tijden de vreemde gewaarwording dat hij als het ware in en uit de tijd schiet. Zijn grootste troost vindt
hij in het lezen van science-fictionverhalen, die zich immers ook vaak in een gefragmenteerd universum afspelen en waarin het onmogelijke eveneens doodgewoon is. Het verbaast hemzelf dan ook geenszins als hij op een dag door de bewoners van de planeet Tralfamadore wordt gekidnapt en aldaar in een dierentuin tentoon wordt gesteld, samen met het aardse pornosterretje Montana Wildhack, met de bedoeling dat zij gezamenlijk een kind zullen produceren.
De Tralfamadorians onderscheiden zich van de aardbewoners doordat zij niet in de vrije wil geloven en doordat zij de tijd in de vierde dimensie beleven. Dat laatste betekent dat als iemand bijvoorbeeld dood is, hij alleen maar ergens op een bepaald moment is overleden, maar elders gewoon nog doorleeft. Het betekent dus dat de tijd een cyclisch continuüm is waarin niets definitiefs of onomkeerbaars kan gebeuren. Het verklaart ook wat er al vanaf zijn diensttijd met Billy aan de hand is: zonder dat hij daar zelf op uit is, reist hij voortdurend heen en weer door de onbegrensde tijd waarin het kleinste detail en de grootste gebeurtenis van gelijkwaardig belang zijn.
Nadat de Tralfamadorians hem terug naar de aarde hebben gestuurd, verslijt zijn dochter Barbara hem voor gek en ook anderen geloven hem niet als hij, dankzij zijn ‘tijdreizen’, zelfs tot in detail kan voorspellen hoe hij aan zijn einde zal komen. Maar Billy heeft geen greep op zijn eigen pelgrimages door verleden, heden en toekomst, net zo min als hij greep heeft op zijn onderdrukte emoties en herinneringen. Het nachtmerrieachtige resultaat is dat hij keer op keer ongewild terugkeert naar de belangrijkste episode uit zijn leven, het bombardement op Dresden.
‘All this happened, more or less’: Vonnegut putte voor Slaughterhouse-Five uit zijn eigen ervaringen. Evenals Billy Pilgrim overleefde hij als Amerikaans krijgsgevangene in de kelder van een slachthuis het bombardement op Dresden. Nadien werd hij tewerkgesteld bij het ruimen en bergen van de lichamen van de omgekomen burgers. Zoals gezegd zou het schrijven van zijn gefictionaliseerde ‘verslag’ hem zowat vijfentwintig jaar kosten: hij moest een verbeelding zien te vinden voor iets dat het menselijk verstand te boven ging. Die vond hij in de hoogst ongewone vermenging van historische en autobiografische feiten met fantastische science-fictionelementen, opgedist in korte, montere passages in een opmerkelijk lichtvoetige stijl.
Het ontwapenende wapen van de lach
Met mijn samenvatting van de verhaallijn doe ik Slaughterhouse-Five beslist geen recht. Een van de merkwaardigste charmes van deze roman is namelijk dat de lezer, net zoals Billy, unstuck in time raakt doordat er geen sprake is van chro-
nologie of van een lineaire vertelling. Op bijna iedere bladzijde wordt op aanstekelijke wijze heen en weer gesprongen in de tijd. Doelbewust wordt er niet naar een traditionale climax of ontknoping toegewerkt. In plaats daarvan laat Vonnegut de hele zaak als een fragmentatiebom uiteen spatten, waardoor alles min of meer tegelijk gebeurt. Het effect is lichtelijk knetter en dat is ook de bedoeling, want Vonnegut probeert de krankzinnigheid van de werkelijkheid te evenaren, een werkelijkheid waarin oorlogen op het slagveld door twintigjarige jongens worden uitgevochten, kinderen nog.
In het eerste hoofdstuk doet hij uit de doeken hoe hij op het idee werd gebracht dat dit het centrale uitgangspunt moest zijn en daarmee na decennia tobben eindelijk de vorm voor zijn verhaal vond. In 1967 was hem een Guggenheimbeurs toegekend om Dresden te bezoeken. Tijdens die reis hoopte hij zijn herinneringen op te frissen en nieuwe inspiratie op te doen. Zijn old war buddy Bernard V. O’Hare zou hem vergezellen. Vóór hun vertrek raakte Bernards vrouw Mary geagiteerd toen ze de mannen in de keuken John Wayne-achtige teksten over de oorlog hoorde uitslaan. Ze stormde naar binnen en riep: ‘You were just babies then.’
Ondanks het zware onderwerp is Slaughterhouse-Five een bijna gênant grappig boek: ik ken geen andere roman waarbij ik zo vaak en zo onstuitbaar in de lach schiet en die me tegelijkertijd zo diep aangrijpt. Niet door middel van het opdissen van gruwelijkheden vermurwt Vonnegut de lezer tot het openen van zijn hart en het voelen van mededogen, maar met het ontwapenende wapen van de lach. De situaties zijn vaak kolderiek, het tempo is hoog, blunders stapelen zich op elkaar, het heeft iets weg van ouderwetse slapstick, alsof je naar Charlie Chaplin kijkt. De schepping is imperfect en wij zijn dat ook, maar wie kan lachen is tenminste nog mens.
Ik ken geen andere roman waarbij ik zo vaak en zo onstuitbaar in de lach schiet en die me tegelijkertijd zo diep aangrijpt
De bekendste ‘grap’ uit het boek is ongetwijfeld de lakonieke opmerking ‘So it goes’, telkens wanneer er een dode valt. Een mens, een paard of een vlieg, dat maakt niet uit. Over dat ene zinnetje is een halve bibliotheek aan literatuurduiding volgeschreven. Volgens sommigen getuigt het van Vonneguts goddeloosheid en zijn gebrek aan respect voor het leven. Om die reden is zijn werk ook vaak verboden geweest op Amerikaanse scholen en werd het geweerd uit bibliotheken. Een verstandiger oordeel is waarschijnlijk dit: ‘“So it goes” lends an equalizing dignity to all death’, zoals ik ooit las en nooit meer ben vergeten. Ik moet er
in dit verband vaak aan denken dat Vonneguts moeder in 1944 zelfmoord pleegde (hij was toen 22) en vraag me af of de impact daarvan niet óók in zijn meesterwerk is doorgesijpeld. Het kunnen niet alleen de Tralfamadorians zijn geweest die Billy Pilgrim hebben geleerd dat je de dood niet als definitief hoeft op te opvatten aangezien je in een parallel universum gewoon doorgaat te bestaan. Het hele idee van ‘de tijd in de vierde dimensie’ kan zijn ingegeven door Vonneguts verlangen tot het bezweren van een niet te accepteren levensfeit. Hoe dan ook, hij troost ons, zijn lezers, met een frisse kijk op de menselijke eindigheid. En dat hij dat uitgerekend doet in een roman over de ontwrichtingen die oorlogen teweegbrengen, is een wapenfeit op zich.
Maatschappelijke relevantie
Slaughterhouse-Five, ondermeer opgedragen aan Mary O’Hare, verscheen in 1969, toen het verzet tegen de Amerikaanse inmenging in het conflict tussen Noord en Zuid-Vietnam op z’n hoogtepunt was. Het werd hét grote cultboek van de anti-oorlogsbeweging. In Vonneguts eigen woorden, wederom in het eerste hoofdstuk: ‘It’s so short and jumbled and jangled, because there is nothing intelligent to say about a massacre.’ Daarmee is dit óók een roman die de maatschappelijke relevantie van literatuur laat zien. ‘Mooie’ boeken hebben maar een beperkt nut, maar romans die literaire schoonheid paren aan maatschappelijke impact, daar hebben we echt iets aan, dat is mijn hartstochtelijke overtuiging.
Slaughterhouse-Five wordt vaak een sociale satire genoemd. Maar ook aan dat etiket onttrekt de roman zich naar mijn gevoel. Vonnegut mist het cynisme van de satiricus, hij is boven alles een humanist die hamert op het belang van menselijk fatsoen in een wereld die zich kenmerkt door chaos, pijn, gekte eenzaamheid en vervreemding. Gevraagd naar de inzet van zijn schrijverschap zei hij eens dat hij maar één doel heeft: ‘To make people appreciate being alive a bit.’
Ik kan me geen mooier credo voorstellen.