Over het gehele werk

over Domenico Scarlatti


Over dit hoofdstuk/artikel

Léon Hanssen

over Thomas Mann

over Menno ter Braak


1.
Menno ter Braak/E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940, ed. H. van Galen Last, Amsterdam 1967, dl. iv, p. 160.
2.
De brieven aan Greshoff berusten bij het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te ‘s-Gravenhage, B. 802. B. 1.
3.
Thomas Mann, Betrachtungen eines Unpolitischen, Berlin 1918; het meer dan 600 pagina’s tellende werk dat de auteur later – in zijn opstel Kultur und Sozialismus uit 1928 – omschreef als ?ein R?ckzugsgefecht gro?en Stils – das letzte und sp?teste einer deutsch-romantischen B?rgerlichkeit – (…)?. Geciteerd uit Thomas Mann, Gesammelte Werke, Frankfurt am Main 1974, dl. xii, p. 640.
4.
Thomas Manns antwoord aan de decaan van de filosofische faculteit van de Universiteit van Bonn, als reactie ?op zijn schrapping als Duits Staatsburger en als Eredoctor in de Philosophie. Een scherp Requisitoir?, zoals de omslag van de Nederlandse vertaling van deze Briefwisseling (Arnhem, Van Loghum Slaterus, 1937) vermeldde. Menno ter Braak besprak de ?open brief? onder de kop ?Thomas Mann contra Bonn? in Het Vaderland van 22 januari 1937. Ook afgedrukt in Menno ter Braak, De artikelen over emigranten-literatuur 1933-1940, ed. Francis Bulhof, ‘s-Gravenhage 1980, p. 207-209.
5.
Thomas Mann, Tageb?cher 1937-1939, ed. Peter de Mendelssohn, Frankfurt am Main 1980, p. 85.
6.
Origineel: ‘s-Gravenhage, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, B. 802. B. 1. Deze – door Ter Braak kennelijk verkeerd gedateerde – brief is samen met twee andere van Ter Braak aan Thelen, door Jaap Goedegebuure gepubliceerd in: Menno ter Braak. Een verzameling artikelen onder redaktie van Sjoerd van Faassen, ‘s-Gravenhage 1978, p. 159-161. De transcriptie van Goedegebuure wijkt op luttele plaatsen af van de mijne.
7.
De driehoeksrelatie Thomas Mann-Ter Braak-Huizinga is een onderwerp dat stellig nadere analyse verdient; alleen is het bijzonder jammer dat Huizinga zich met ??n uitzondering nooit over Thomas Mann heeft uitgelaten. In die zin heeft hij ook nooit een relatie tot de Duitse auteur gehad. E?n uitzondering: bij een vorige gelegenheid schreef ik nog dat Huizinga ?de naam van Mann nooit in zijn werken en voor zover bekend evenmin in zijn brieven en collegeaantekeningen [heeft] genoemd?. (?Bemind en bewonderd van jongs af: Thomas Mann en Nederland?, in Maatstaf, 33 (1985), nr. 8/9 (speciaal nummer over Thomas Mann en de zijnen), p. 153, nr. 47.) In het archief van De Gids (Leiden, Universiteitsbibliotheek, ltk 1888) treft men evenwel op een inzending van Herman Wolf over Der Zauberberg, dd. 18 juni 1928, de volgende beoordeling van redacteur Huizinga aan: ?Ik snap niet al te best, wat Herman Wolf bedoelt, en nog minder wat Thomas Mann bedoelt, wiens boek ik zeker niet zal lezen. Maar leesbaar is dit stuk wel, en ik ben er niet tegen.? Der Zauberberg: uitgerekend het boek dat Ter Braak zo bewonderde! Overigens werd het stuk van Herman Wolf inderdaad geplaatst in De Gids (92 (1928), dl. 3, p. 387-405).
8.
Menno ter Braak/E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940, dl. iv, p. 171.
9.
Zoals blijkt uit het dagboek van Thomas Mann is deze – getypte – brief gedicteerd (aan zijn vrouw Katia) op 27 augustus: ?Diktierte zahlreichte Briefe u.a. an Ter Braak.? (Tageb?cher 1937-1939, p. 95)
10.
Deze eerste brief van Ter Braak na zijn bezoek te K?snacht is naar alle waarschijnlijkheid helaas niet bewaard gebleven. Hij moet verstuurd zijn n? 18 augustus 1937, want toen verscheen de ?Aufsatz in ?Het Vaderland?? waarvoor Thomas Mann mede bedankt: een artikel getiteld ?Maat en waarde? dat zowel een bespreking is van het eerste nummer van het door Thomas Mann en Konrad Falke geredigeerde tijdschrift Ma? und Wert, alsook een ?indruk? van Ter Braaks bezoek aan Thomas Mann. Het is herdrukt in Menno ter Braak, Verzameld werk, Amsterdam 1951,2 1980, dl. 4, p. 637-642. Op zaterdag 21 augustus noteert Thomas Mann in zijn dagboek: ?Wieder viel [Post]. Gro?er Aufsatz ter Braaks im Hed [sic] Vaderland ?ber die Zeitschrift und seinen Besuch bei mir.-? (Tageb?cher 1937-1939, p. 92)
Met de ?Nietzsche-Freud Aufsatz? wordt vanzelfsprekend het (vertaalde) derde hoofdstuk van Politicus zonder Partij (1934) bedoeld: ?Nietzsche contra Freud?. Blijkens zijn dagboek (p. 92) ontving Thomas Mann dit manuscript reeds op 20 augustus; van een ontvangst van Ter Braaks brief wordt in het dagboek echter niet expliciet gewag gemaakt.
11.
Thomas Mann, Freud und die Zukunft, Wien (Bermann-Fischer Verlag) 1936. Deze rede is in Ter Braaks bibliotheek bewaard gebleven en bevat de handgeschreven opdracht: ?Menno ter Braak Mit herzlichem Gru? K?snacht 29.viii.37 Thomas Mann.? In dit boekje zijn door mevr. A. ter Braak-Faber de twee brieven van Thomas Mann van 28 augustus 1937 en 24 juli 1939 gevonden, die hier zijn afgedrukt. Zowel de rede als de beide brieven zijn door haar vriendelijk afgestaan aan het Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, ‘s-Gravenhage.
12.
?(…); zowel Freud als Nietzsche hebben genie, zij ?springen uit de band? en zij zijn dus gelijkwaardige tegenstanders; men behoeft zich niet voor de ??n te verklaren door de ander smadelijk weg te werpen.? (Menno ter Braak, Verzameld werk, dl. 3, p. 95-96)
13.
De naam van Maurois is door Thomas Mann met de hand geschreven, doorgestreept de door Katia Mann getypte en kennelijk verkeerd verstane naam ?Mannheimer?. De passage waaraan Mann hier refereert, luidt in de Nederlandse versie: ?Maar welke schrijver behalve Nietzsche kan bogen op een Zarathustra als ??n van zijn zwakkere werken? Als ik denk aan de meesterwerken van Lion Feuchtwanger of Andr? Maurois, dan begin ik al weer huiverig te worden voor een misverstand, dat ?n voor de Zarathustra ?n voor Nietzsche bepaald beledigend zou kunnen zijn….? (Menno ter Braak, Verzameld werk, dl. 3, p. 95)
14.
Het hoofdstuk ?Christus, de antichrist? uit Van oude en nieuwe christenen (1937) dat op verzoek van Ter Braak door A. Vigoleis Thelen in augustus/september 1937 vertaald zou worden. Eerder, in 1931, had Thelen al op eigen risico een – nooit verschenen – vertaling van Het carnaval der burgers gemaakt; het was de bedoeling dat Thomas Mann hierbij een voorwoord zou schrijven, maar ook daar kwam ondanks een halve of hele toezegging niets van terecht.
15.
Het voorwoord bij de eerste jaargang van Ma? und Wert. Herdrukt in Thomas Mann, Gesammelte Werke, dl. xii, p. 798-812.
16.
De term ?konservative Revolution? heeft zijn geschiedenis en voorgeschiedenis: als uitdrukking reeds in de negentiende eeuw meermaals gebruikt, onder anderen door Marx, werd het begrip pas in de jaren twintig virulent. Thomas Mann lanceerde dit door Dostojevski ge?nspireerde begrip in 1921 in samenhang met de idee van het Dritte Reich (?Russische Anthologie?, in Thomas Mann, Gesammelte Werke, dl. x, p. 598). Opmerkelijk genoeg presenteert Thomas Mann daar uitgerekend z?jn leidster (maar ook die van Ter Braak!) Nietzsche als belichaming van deze ?konservative Revolution?. Tot 1937 heeft Mann de term verdedigd tegen de anti-democratische interpretatie ervan – zo ?unzweideutig? was het begrip niet! – door de Jungkonservativen. In het eerder genoemde voorwoord tot de eerste jaargang van Ma? und Wert (1937) omschreef hij de ?konservative Revolution? als het herstel van de – steeds kritisch aan de huidige voorwaarden en omstandigheden getoetste – ?Idee eines ?berpers?nlichen, ?berparteilichen, ?berv?lkischen Ma?es und Wertes?. Het is deze tekst waar Ter Braak op doelt (Thomas Mann, Gesammelte Werke, dl. xii, p. 801-802). Overigens komt het begrip ?conservatieve revolutie? ook bij Huizinga voor, als aanduiding van het behoudende karakter van de Nederlandse opstand tegen Spanje (J. Huizinga, Verzamelde werken, Haarlem 1948-1953, dl. ii, p. 430).
17.
Thomas Mann, Tageb?cher 1937-1939, p. 156. De bewuste brief van Ter Braak is opgenomen in de Tirade-publicatie van de briefwisseling Ter Braak/Thomas Mann uit 1967. E?n ding lijkt alleen niet te kloppen: de aldaar afgedrukte brief-een door Ter Braak bewaarde copie – is gedateerd op dezelfde dag als Manns dagboekaantekening: 8 januari 1938. Toch is dit duidelijk de brief die Mann bedoelt: maar hij kan moeilijk op dezelfde dag in Zwitserland bezorgd zijn.
18.
Aan A. Vigoleis Thelen, gedateerd ?Montag?, vermoedelijk 30 augustus 1937. In de bewuste geschrapte passage komt Ter Braak te spreken over een ?groeiend respect voor de geschiedenis, zoals dat bij Thomas Mann en Huizinga voorkomt, die er bij voorbaat van overtuigd zijn, dat verzet tegen de traditie een misdadige aanslag is op een ontzaglijk cultuurbezit? (Verzameld werk, dl. 3, p. 266).
19.
De brief van Thomas Mann van 11 januari zowel als de copie van Ter Braaks antwoord van 13 januari zijn door H. van Galen Last in het Tirade-nummer van mei 1967 gepubliceerd.
20.
Menno ter Braak aan Jan Greshoff, woensdag (6 oktober 1937). De betreffende brief van Thomas Mann is destijds in Tirade gepubliceerd.
21.
Thomas Mann, Tageb?cher 1937-1939, p. 165.
22.
Datum poststempel, typescript, ‘s-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 68 D 79.
23.
A. Vigoleis Thelen (Bruderh?lzli) aan H. Marsman, typescript, 13 november 1936; ‘s-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 68 D 97a. Hierin citeert Thelen de bewuste passage van de aan hem gerichte brief van Thomas Mann van 3 november, waarvan zich het origineel thans te midden van vier andere brieven van Thomas Mann aan Thelen in het Letterkundig Museum en Documentatiecentrum bevindt, M 215. B. 1. De weergave van Thelen dekt, afgezien nog van de klein getypte hoofdletters, niet helemaal de woordelijke inhoud van het origineel.
24.
Idem, p. 427, 436, 437-438. Thomas Mann rept in zijn dagboek overigens met geen woord over Cornelis Troost, wel over Rembrandt. Waarom bleef hij, de door het verval gepreoccupeerde, zo lang voor Troost stilstaan? Het dagboek maakt het duidelijk: om het raadsel van de uitbloei der Nederlandse schilderkunst.
25.
Paul Citroen, ?Wie ich Thomas Mann zeichnete?, in Bulletin Museum Boymans, Rotterdam 1957, dl. viii, nr. 1, p. 29-30.
26.
Thomas Mann, Tageb?cher 1937-1939, p. 439. De dankbrief van Ter Braak is afgedrukt in de Tirade-publicatie van de briefwisseling uit 1967. Ter Braaks exemplaar van het Schopenhauer-essay heb ik helaas nog niet kunnen achterhalen; hij besprak het samen met Antoon Vloemans’ boek over Nietzsche in Het Vaderland van 30 juli 1939 (?Hegel-Schopenhauer?), herdrukt in Verzameld werk, dl. 7, p. 327-332.
27.
Het naschrift van Ter Braaks brief van 24 juli (‘s-Gravenhage) luidde: ?Hoffentlich k?nnen Sie meine Schrift entziffern? Meine Schreibmaschine ist leider defekt, und Dankbarkeit will sich sofort ?ussern.?
28.
Deze zin is geschreven in een moeilijk ontcijferbaar handschrift met Duitse letters; voor de rest is de brief, zoals Thomas Mann ook al zegt, in Latijns schrift.
29.
Thomas Mann schreef het Schopenhauer-essay – 64 bladzijden manuscript – met onderbrekingen in de periode van 13 januari (Arosa) tot 18 mei 1938 (New York).
30.
In Thomas Manns Gesammelte Werke, dl. ix, p. 535, luidt deze zin: ?Wenn aber die Lehre Schopenhauers, auf die noch die Rede kommen soll, wenn die Dynamik ihrer Wahrheit, die niemals ganz ?abgetan? sein wird, sich als (…)? (curs. L.H.).
31.
Ook deze mededeling bewijst dat de brief inderdaad op 24 juli 1939 – de verjaardag van Katia Mann – geschreven moet zijn. Thomas Manns dagboek bevat onder die datum namelijk onder meer de aantekening: ?Schlo? an diesem Tage vormittags am Strande das Siebente Kapitel von ?Lotte in Weimar? auf der 104. Seite knapp dialogisch ab (…)? (Tageb?cher 1937-1939, p. 438).
32.
Ter Braak, die Thomas Mann zelf had toegesproken, schreef een – overigens ongesigneerd – verslag van deze avond in Het Vaderland: ?Thomas Mann gehuldigd?, herdrukt in Menno ter Braak, De artikelen over emigranten literatuur 1933-1940, p. 237-239; verg. Thomas Mann, Tageb?cher 1937-1939, p. 441.
33.
Thomas Mann, Tageb?cher 1940-1943, ed. Peter de Mendelssohn, Frankfurt am Main 1982, p. 157 (notitie op 1 oktober 1940). Overigens sprak Mann al op 20 mei 1940 in zijn dagboek zijn vrees uit over het lot van de schrijver die hem zo na stond: ?Sorge um ter Braak, von dem nicht sicher, ob er sich rechtzeitig in Sicherheit gebracht hat.? (idem, p. 79)