[p. 36]
Margreet Buwalda
Gedichten
Dochter
Hoog in de lucht tilt hij haar, zij kirt.
Naderhand draagt hij haar op sterke
schouders – zodat zij de optocht ziet.
Op een muur zitten haar grote broers,
onbeweeglijk – want op foto’s stil
gelegd. Iets verder krijgt zij, jarig,
‘s ochtends vroeg een prachtig poppenhuis.
Het tafereel werd ingelijst; toont haar
kleine rug, zonlicht in het nekje –
bij dat nieuwe huis. Omgeven door
de broers. Haar blijde snuit zichtbaar in
het vensterglas.
Wie komt er in mijn huisje wonen?
Nog is het leeg; weldra raakt het vol:
stenen man, plastic vrouw, wollen kind
en meubels uit Hong Kong. Ze zwerven
door een landschap met tafelpoten,
verdwijnen gaandeweg uit het beeld.
Dan speelt zij ander spel: haar vingers
springen op de toetsen; geluid wordt
klank – alle dagen en steeds meer. De
noten, eindeloos herhaald, raken
snaren diep-verzonken in gehoor
en geheugen.
[p. 37]
Even leek het vol; in een oogwenk
was het leeg. Poppenhuis op mensen-
zolder; de wollen pop die altijd
kind blijft, heeft geen vingers. Het is niet
mogelijk, hem deze muziek te
laten spelen. Maar men zou willen dat het kon.
[p. 38]
Afscheid
Kind op de drempel van morgen
lacht in de lens van het zomers portret
haar toekomst tegemoet.
Nog slaapt zij in het eigen bed
dat zij niet mee zal nemen. Daar is ook
een bed. Geen piano –
Het spijt haar, zij speelt graag. Vreemd dat
het instrument haar niet zal missen en
dat ook dit voorbij ging.
[p. 39]
Paradox
Niet het eerste kind dat
het huis verlaat. Waarom, dan?
En hoe het te verwoorden?
Zij roept mij. Ik kom – al
denk ik zò over haar na,
dat ik amper tijd heb
voor haar.
[p. 40]
Palm court
Even tot bewustzijn komen
en
een afgeronde dialoog
meer zien dan horen. Luisteren
wilde ik, terwijl de lijnen
vervaagden en slaap aan mij trok
tot
ik mij moest haasten naar de trein.
De naam van een provinciestad
waar
ik niet wil zijn en niemand ken.
Een grapje van de droom; naam bleef
woord waar ik niet kwam – al holde
ik door hoge oude straten
naar
het voorportaal van het station.
Een drukte van belang – zonder
dreiging.
Restaurant met palmen en pluche.
Een klok wees de tijd – had ik haast?
Onzichtbare lijnen kwamen
hier samen; ik hoorde en zag
wat ik
had gemist. De tijd was aan mij.