- Van de redactie, bij haar laatste nummer
- Wouter van Oorschot Saluut bij vertrek
- Leo Vroman Psalm voor het eten
- Elisabeth Eybers
- Charlotte Mutsaers Vier berichten uit het beestenkabinet
- Eva Gerlach Commotie
- Paul Meeuws
- J. Bernlef
- Gerrit Krol Allochtonen
- T. van Deel Mondriaan
- Marieke Jonkman
- Toine Moerbeek De Deense glimlach van Johannes Vermeer
- Pieter A. Kuyk
- Tomas Lieske Lot
- Robert Anker Aktuele eeuwigheid
- Willem Jan Otten Elf wakken
- Poëziekroniek
[p. 516]
Deze rivier verzet zich nooit. Ze is een zenuw
in het groene vlees genoemd. Ik ben verwant.
De veerman is mijn vriend, van ‘s morgens zes
tot ‘s avonds tien, maar ‘s nachts, als ganzen
overtrekken, gaggelend gaggelend
mij groeten, ben ik eenzaam en nerveus.
[p. 517]
Wie thee schenkt, schenke van zich af
en geeft een zeemansgraf aan dit insekt
dat brutaal het witte kopje binnentrekt.
Dit advies is kokendheet en wreed.
Verdrink dit zwarte beest in bier
of limonade, vernietig het perfekt
en neem wraak omdat je boven, hier
recht boven dit terras verliezen moest,
het hoofd ter hoogte van het theeservies.
Ik was afwezig, speelde markiezin
maar nu ik dit blauwgerande kopje zie,
voel ik het binnenglijden en verdrinken.
[p. 518]
De vreugde van de droge was, de geur van buitenlucht.
De dunste stof draagt nu het helderste bouquet
en voelt als zijde aan.
Opvouwen is feest, scherp en alles even breed.
De pas gevulde planken in de linnenkast
vervullen mij het meest
en dwingen mij, badhanddoek en tafellaken strelend,
voor een nieuwsgierige au pair te spelen.
Ik sta te vrezen dat achter mij mijnheer verschijnt.
[p. 519]
Ik wil verdampen, opgaan in nevel, mist
boven de zandplaat, heiig is mijn lichaam.
In slierten wil het waaien over zee.
Ademtocht. Lediging is vrouwelijk. Laat zij
doorgaan, dagelijks, zodat ik mij thuis voel
in wasem en andere nietigheden.
Het groene rugzakje danst op mijn rug.
Ik loop in stevige pas langs dit strand,
rust uit op bazalt.
[p. 520]
Altijd dit eiland, ik trek maar rond,
alleen en ongekleed, maar ongezien.
Van bazalt blijf ik de hartsvriendin.
Ook van branding. Verloren druip ik af,
ver van haar die omslaat, omslaat
en vooroverstort.
De eidereenden op het blauw ken ik van binnenuit.
[p. 521]
Een dode bruinvis op het strand.
Geen gezicht, geen geur.
Ben ik dat daar?
Deze vraag reikt dieper dan ik graven wil.
Uiteengevallen voel ik mij.
Dit badpak kleurt een blauwrood adernet
op mijn albasten kruik.
Ik wil geen dode bruinvis zijn.
Lees de Tirade Blog
De mens als biopic
Aflevering 1 Samuel Sarphati Amsterdam zou een andere stad zijn als daar niet op 31 januari 1813 Samuel Sarphati was geboren. Niet alleen moest de stad het dan stellen zonder Amstel Hotel, De Pijp en sociale woningbouw, de arts Sarphati zorgde ook voor de eerste vuilophaal, gezondheid in arme wijken, schone grachten, nijverheidsonderwijs én tippelzones....
Lees verderEerste zwaluw
Vanuit het ruim kijk ik op. Door een van de dekramen zie ik de mast in de avondzon; het zonlicht schijnt op de nog ingepakte witte zeilen. Het is voorjaarslicht dat ik zie. ‘Voorjaarslicht’, zeg ik, ‘maatje’. We zijn weer thuis op de klipper in Middelburg, ons andere schip. We schilderen het dek dat het...
Lees verderLeven en laten leven – wat we kunnen leren van de BaMbuti
Larousse 18 Er zijn veel wonderlijke zaken die Colin Turnbull beschrijft in zijn prachtige boek over de pygmeeën in de Congo. Door algemene depressie aangaande de toestand in de wereld merk ik een vergaande neiging tot escapisme in mijzelf op. Het werkelijk naar-binnen-drinken van antropologische studies als The Forest People van voornoemde Turnbull is er...
Lees verder
Blog archief