[p. 77]
Hier eindigde het land
en brak de zee, brak werkelijk,
met een onmenselijk geruis
dat luider of stiller klonk
maar nooit verstomde.
Het water bolde tot de horizon,
de schaduw van de wolken werd
in lange rafels neergelaten
en schepen schoven moeizaam over
het oppervlak dat danste.
Je moest je blik verplaatsen
en in beweging houden om die leegte
te overzien en niet zelf leeg te worden.
Je voelde hoe nietig alles was,
achter je, op het land.
[p. 78]
Opnieuw probeert hij zijn leven
te rekken: elastisch
verlangt hij terug naar geboorte,
een moeder die zich weer opent.
De eerste stap die hij zet
verheldert de vage bedoelingen van de slaap.
Tram, autobus, fiets: droomuitleggers
door middel van nieuwe dromen.
Een klinisch geklede vader ontsluit
zijn winkel voor fruit en fijne
vleeswaren. Een meisje struikelt:
het had haar dood kunnen zijn.
De mensheid komt luidkeels op iedereen af.
De morgen een ochtendeditie.
De wind beweegt bladzijden, bladeren, haren.
Een huid is mij al voldoende.
Hij denkt lichamelijk aan zijn lichaam.
Hij aait een gedachte.
De slang vangt een muis in het donker:
haar warmte heeft haar verraden.
[p. 79]
Voorzichtig: je stapt in toekomst.
Je voet laat geen indrukken achter.
Je kunt met gemak verdwalen.
Het zijn ongeborenen die je ziet.
Je blik moet zich scherpen aan
voortekenen en, misschien, beloften.
Er zijn zoveel lege plekken in ons gehoor.
Temper je vreugde
zoals een gitaarspeler zijn snaren
want zo benadert hij soms de stilte.
Toekomst: een handgreep
die je nog niet is gelukt,
een nauwgezetheid van het gehoor.
Speel ons een nieuw lied!
[p. 80]
De hand waarmee ik hem sloeg
is mij dierbaarder geworden.
Als ik mijn vrouw en kinderen streel
besef ik dat ik ze kan doden
en dat een toeval het steeds weer verhindert.
Elke liefkozing een begin van moord,
elk woord van liefde een bedrieglijke verspreking.
[p. 81]
De zee stort zich uit over het strand
zonder zich te ledigen.
In luie bewegingen rust zij uit
van de driftigste bewegingen.
Als een onmondig kind dat wakker ligt,
terwijl zijn ouders slapen,
stamelt zij wartaal, woordenkraam,
onachterhaalbare versprekingen.
[p. 82]
Belachelijk en wreed
zelfs de gelukkigste ogenblikken.
Een blote meisjesarm
gestreeld door de wind
die zojuist vuil van de straat
heeft opgeraapt en verplaatst.
[p. 83]
Bang was je van de tuin,
de rechte paden en het al te groene gras.
Oost west, herfst best,
dacht je wanneer het lente was
en alles zich voortplantte met het driftige gemak
van redeloze wortel, vastbesloten tak.
Alleen de treurwilg groeide ongeneeslijk schuin
en gaf een trager uitzicht aan de stad.
[p. 84]
Je mag mij, als ik gestorven ben,
gerust aan de hond te vreten geven:
drie maanden hoef je niet naar
de winkel voor verse waar.
Je snijdt in de verbouwde keuken
een moot van mijn dij
of de helft van mijn hart
in voedzame brokken.
De hond staat naast je,
kwispelt, likt en gaapt
zoals hij altijd heeft gedaan
wanneer zijn eten werd klaargemaakt.
[p. 85]
Veel mensen weten niet hoe je zeik
schrijft.
Zij schrijven het met een lange ij
maar het moet met e i.
Kijk: zeik.
Net als eik
en sjeik.
Zelfs Hamelink in Het plantaardig bewind
bladzijde 25 bovenaan
schrijft zijkwater
hoewel hij toch Nederlands heeft gestudeerd
en beter zou moeten weten.
Lees de Tirade Blog

Normaalverdeling
Een jaar of wat geleden keek ik de Zomergastenaflevering van Paul Verhoeven terug. Het gaat op zeker moment over schoonheid. Naast de schoonheid in films, komt ook wiskundige schoonheid aan bod. Verhoeven vertelt dat er eens, toen hij lang geleden in Leiden wiskunde studeerde, een docent tijdens een mondeling in tranen was uitgebarsten: de beste...
Lees verder
De oude leugen: Dulce et decorum est pro patria mori
Een paar weken geleden ben ik begonnen gedichten uit mijn hoofd te leren. Een directe aanleiding was er niet, maar het leek me leuk om – wanneer de gelegenheid zich voordoet – een gedicht te kunnen declameren, zoals ik vroeger altijd wel wat kon pingelen als er ergens een piano stond (tegenwoordig ken ik helaas...
Lees verder
DE MENS ALS BIOPIC 7 Govert Flinck vs Rembrandt
De schilder Govert Teunisz Flinck is opgenomen in het Amsterdamse Pesthuis en zegt: ‘Mijn hele leven heb ik gewacht tot al mijn critici aan de pest, cholera, of tyfus gestorven zijn. Wachten tot iedereen verdwenen en vergeten is, behalve ik. Ja, ik heb rottige gedachten gehad, mijn hele leven. En nu? Eén ding hamert, hámert...
Lees verder
Blog archief



