Over dit hoofdstuk/artikel

Jan Fontijn

over Willem Frederik Hermans


1.
Fons Elders, Filosofie als science-fiction, Amsterdam 1968, blz. 119.
2.
Elders, blz. 120.
3.
Elders, blz. 123.
4.
Willem Frederik Hermans, Het sadistisch universum, Amsterdam 1965; hieruit het ?esseej? Experimentele romans, blz. 108.
5.
Willem Frederik Hermans, Nooit meer slapen, Amsterdam 1966.
De volgende drukken van Nooit meer slapen bevatten enige varianten. Ik heb deze niet in mijn onderzoek betrokken. Er bestaat nog een kort verhaal van Hermans met de titel ?Nooit meer slapen? verschenen in Taboe, nr. 2, blz. 53-56, met illustraties van Oey Tjeng Sit.
6.
Elders, blz. 127.
7.
Paul de Wispelaere, De nieuwe roman van W.F. Hermans, De Gids, jrg. 129, nr. 2/3, 1966, blz. 165-168.
8.
De Wispelaere, blz. 167.
9.
Expliciet dringt de schrijver het verhaal binnen op blz. 156, waar hij de lezer toespreekt: ?(De leek die niet weet…)? Vergelijk hiermee ook achter de roman: Aangehaalde literatuur en Aantekening op blz. 251.
10.
Sadistisch universum, blz. 106 e.v.
11.
Weverbergh, Puzzelen met Willem Frederik Hermans, Komma, jrg. 2, nr. 3, blz. 28-56.
12.
Freddy de Vree, Over Willem Frederik Hermans, Vandaag 12, Utrecht 1966, blz. 240-263. Van Weverbergh, De Vree e.a. verschenen ook recensies op Nooit meer slapen, Kritisch Akkoord 1967, Brussel/Den Haag 1967.
13.
Jules Verne, Naar het middelpunt der aarde, Amsterdam/Brussel 1949, 12de druk.
14.
Over de relatie vader-zoon bij Verne zie het curieuze boek van Marcel Mor?, Le tr?s curieux Jules Verne, le probl?me du p?re dans les voyages extraordinair es, Paris (1960).
15.
Michel Serres, G?od?siques de la Terre et du del; verder Marcel Brion, Le Voyage iniatique, L’arc, nr. 29.
16.
Angus Fletcher, Allegory, the theory of a symholic mode, Ithaca, New York, 1964, hoofdstuk VI.
17.
Zie Fletcher, blz. 355. Verder Jean P?pin, Mythe et allegorie, Aubier, Editions Montaigne, 1958.
18.
Jean Fourasti?, Les conditions de l’esprit scientifique, Editions Gallimard, 1966.
19.
L. Pauwels, J. Bergier, De dageraad der magi?rs, Amsterdam 1969, 3de druk.
20.
Er is ook een Nederlandse vertaling, M. Gardner, Is dat nog wel wetenschap?, Utrecht/Antwerpen 1967. Curieus in verband met Nooit meer slapen is wat Gardner vermeldt op pagina 14: Het meest beruchte voorbeeld van wetenschappelijke koppigheid was de weigering van de astronomen in de 18e eeuw om te geloven dat meteoorstenen werkelijk uit de hemel vielen. De reactie op het middeleeuwse bijgeloof was nog zo sterk dat steeds als er een meteoor viel, de astronomen verklaarden dat hij ?f ergens door de wind was opgewaaid en meegevoerd ?f dat de personen die beweerden dat ze hem hadden zien vallen, logen. Na 1803 pas besloten de astronomen de vallende stenen au s?rieux te nemen.
21.
Zie bijv., Mircea Eliade, Beelden en symbolen, Hilversum 1963, vooral blz. 32 e.v. Van dezelfde schrijver, Das Heilige und das Profane, Hamburg 1957, vooral blz. 22 e.v.
22.
Over de fluit als symbool: Alfons Rosenberg, Die Zauberfl?te, Rotterdam 1965. In deze studie over Mozart’s opera wordt gewezen op de motieven, die aan de Egyptische mythologie zijn ontleend en terug te vinden zijn in de symboliek van vrijmetselaars en rozenkruisers.
23.
Emma Jung, M.L. von Frantz, Die Graalslegende in psycbologischer Sicht, Z?rich/ Stuttgart 1960. Over de graal als steen zie blz. 149 e.v. De schrijvers benadrukken in hun boek de overeenkomst tussen alchemie en de graalsage.
24.
Jb. Zeijlemaker Jnz, Vrijmetselarij, symboliek en ritus, Bussum 1967.
Jb. Zeijlemaker e.a., Vrijmetselarij, een intellectueel spel of meer? Bussum 1968. Serge Hutin, Les Francs-Ma?ons, Editions du seuil, in serie: le temps qui court.
25.
Hutin, blz. 146.
26.
Zeijlemaker e.a., Vrijmetselarij, een intellectueel spel of meer?, blz. 46.
27.
Zie bijv. C.G. Jung, Psychology and tdcbemy, Princeton 1968.
28.
Zie H.J. Ros?, Religion in Greece and Rome, New York 1959, blz. 23.
29.
Zie over Thor bijv., H.R. Ellis Davidson, Goden en mythen van Noord-Europa, Utrecht/Antwerpen 1967.
30.
Sadistisch Universum, blz. 34.
31.
Hendrik Ibsen, Peer Gynt, Penguin Books L 167, blz. 69.
32.
Literaire ontmoeting van Andreas Bumier met W.F. Hermans. (T.V.-uitzending van 5 febr. 1969).
33.
Voorbeelden hiervan in, Tzvetan Todorov, Introduction ? la litt?rature fantastique, Paris 1970.
34.
Sadistisch Universum, blz. 109
35.
Mogelijk heeft de Noorse archeoloog-geoloog A.J. Nummendal (geboren 1867) model gestaan, die opzienbarende vondsten deed, raider meer over het Stenentijdperk in Finnmark. Het Norsk Biografisk Leksikon vermeldt, dat hij zijn theorie?n met veel aplomb bracht, maar soepel genoeg was zijn theorie?n te herzien.
Nu we toch historisch bezig zijn, is het misschien aardig om te vermelden, dat het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek de naam Diederik Geelhoed vermeldt. Deze Diederik had veel aanleg voor tekenen en schilderen, maar zijn leermeester Bazendijk(sic) haalde hem over zich aan het onderwijs te wijden, waar hij ten slotte met veel ijver een hoge positie bekleedde. Via hetzelfde woordenboek is ook de voorvader van Alfred te achterhalen, Henricus Issendorp, de Lutherse predikant te Krommenie (blz. 109 van Nooit meer slapen). Naar mijn weten is hij niet de auteur van Pamassus, maar zijn er in de bloemlezing twee slechte verjaardagverzen van hem opgenomen, die door een 18e eeuwse kommentator met veel spot worden geannoteerd. De kommen tator verbaast zich over de vaste Memory van de dichter, die de uren, dagen, weken en jaren nauwkeurig noteert. Zijn nazaat Alfred doet niet anders.