[Tirade januari 1976]
Vijf brieven van Alexander Cohen
De hieronder volgende brieven maken deel uit van de uitgave ‘Alexander Cohen. Brieven en documenten 1888-1961’, die wij met steun van zwo in voorbereiding hebben. Het zijn brieven aan Domela Nieuwenhuis, uit de anarchistische periode van Cohen.
In 1887 ging Alexander Cohen in Den Haag wonen en vond daar werk als corrector bij Domela’s blad Recht voor allen; er ontstond al spoedig vriendschap tussen beiden, die tot de dood van Domela Nieuwenhuis in 1919 heeft geduurd.
In 1888 riskeerde Cohen, die al zes maanden moest gaan uitzitten voor majesteitsschennis (hij had Willem III voor gorilla uitgemaakt), een stevige straf voor het schrijven van het artikel ‘Ontboezeming’ in Recht voor allen. Op aanraden van Domela week hij uit naar het buitenland, eerst naar Gent, en toen hij daar op aandringen van de Nederlandse regering door de politie uitgewezen werd, naar Pars. Daar leerde hij zijn toekomstige vrouw Kaya kennen, met wie hij financieel een nogal wankel bestaan leidde. Zijn korrespondentschap voor Recht voor allen, aangevuld met vertaalwerk, bleek vaak onvoldoende om van rond te kunnen komen.
Na de bomaanslag op 9 december 1893 op de kamer van afgevaardigden in Parijs door de anarchist Vaillant, werd een groot aantal anarchisten door de franse politie opgepakt, waaronder ook Alexander Cohen en Kaya. Zij werd de volgende dag weer vrijgelaten, hij werd de 25ste december in Le Havre het land uitgezet, naar Engeland, waar hij zich in Londen vestigde.
E. Kummer
R. Spoor
Alexander Cohen aan F. Domela Nieuwenhuis
Parys, 15 juni 1893.
59, rue Lepic.
Waarde Nieuwenhuis,
Uw brief van 4 dezer ontvangen en had ik tot nu toe letterlyk geen oogenblik tyd om u even te antwoorden. Zelfs nu ben ik overstelpt met werk en weet letterlyk niet wat eerst te doen. Morgen stuur ik eene boekbeschouwing naar R.v.A.1. en deelde ik dit reeds mee aan Corn. [elissen]2.. Heb ik tyd dan komt ook een ‘brief’ – Hoe dolgraag ik ook myn artikel in Figaro3. in R.v.A. had gezien was het my, zooals gezegd, letterlyk onmogelyk een oogenblik tyd te vinden. Wilt gy my een allergrootst genoegen doen, vertaal het dan voor my. Had ik tyd, dan deed ik het zelven, maar ‘t is my onmogelyk. Ik werk thans mee aan tal van revues, waarvan de meeste niets opbrengen, maar dat doet my bekend worden en pluk ik later daarvan de… zilveren of gouden vruchten. Dat hoop ik tenminste. In de Revue Bleue vertaalde ik een gedeelte van de derde acte van Einsame Menschen van Hauptmann,4. de schryver der Weber4.. De rest verschynt in de Sociéte Nouvelle waaraan ik voor ‘t volgende nummer de vertaling van Multatuli’s: Japansche Gesprekken: Dialogue japonais,5. zond. Wilt gy zoo goed zyn, nà de verschyning, die aan te kondigen in R.v.A.? Ja, ik ben wel van plan een deel ‘Bloemlezing’ van Multatuli uit te geven en een uitgever is reeds zoo goed als gevonden. Ik heb evenwel nog niet genoeg voor een deel, maar dat zal niet lang meer duren. Maar veel brengt dat niet in. Men betaalt hier slecht. Het eerste duizendtal (‘édition’) wordt betaald aan den auteur met 350 à 400 fr. en dat kan n.l., wanneer de uitgaven talryker worden, verhoogd worden met 50 à 100 fr. per éditie, hoogstens tot 600 à 700 fr. Nu, voor Multatuli bestaat wel hoop, want wat ik reeds publiceerde trok veel de aandacht.
Allemane,6. dien ik naar aanleiding van uw schryven bezocht, schynt my bezield met de beste voornemens voor Zürich7.. Hy heeft allergruwelykst het land aan de guesdisten,6. die trouwens in ‘t geheel niet meer socialistisch noch revolutionnair zyn. Hy gaat beslist met u en de revolutionnairen mee. – Wat betreft Argyriadès,8. dat is een ezel, die zich laat by
den neus leiden als een kind. Hy is geen cent waard en doet alles wat hem het z.g.n. comité revolutionnaire central (Vaillant)9. in het oor blaast. Rekenen kunt gy op dien dikken vreter niet, daar is i te vet en te mollig voor. Bovendien is hy dom en is zeer verdacht zyne artikelen – erg zwaar op de maag, par parenthèse – niet zelf te schryven. Bref, in myne oogen een groote O. – Stackelberg10. idem. Die blaast ook, in weerwil van zyne phrasen, elken dag meer den terugtocht. Hy is nog niet bekomen van den schrik, veroorzaakt door de verschillende ‘marmites’ die er in ‘t vorige jaar sprongen. Bovendien heeft hy, ‘au fond’ wat men noemt ‘le respect des grands hommes’, en is b.v. erg ontsticht door myn artikel in Figaro. Hoewel – dit zult gy toegeven met alle revolutionnaire socialisten die ik sprak – na de lezing er van niemand, die er voor een cent gezond verstand op nahoudt, zal zeggen dat het door een bourgeois en ten voordeele van de bourgeoisie werd geschreven. Neen, wie lezen kan, begrypt dadelyk dat de schryver revolutionnair is en de lummels der sociaal democratische officieele party aanvalt wegens hunne lamlendigheid en gebrek aan revolutionarisme. Niet waar? – Stbg. is een phraseur, die zich dolgaarne zelf spreken hoort en indruk wil maken door declamaties en gebaren. Voilà tout. Ik begryp niet hoe ik dien man 3 jaar lang voor een intelligent mensch heb kunnen aanzien. Zedelyke en physieke moed ontbreken hem geheel. Dat is dus ook al geen kracht. Daarby komt dat hy een innige haat heeft tegen de ‘Jungen’11. en hy verzekerde my onlangs: ‘qu’il n’avait pour les “jeunes” que le plus profond mépris, daar zy niet anders waren: que purement et simplement des anarchistes!’ Ouf! – Dus niets mee aan te vangen en dat is des te beter. Wat my aangaat, ik wil trachten als correspondent van een of ander blad, Temp[s], Figaro, v.d. keer te komen naar Zürich. Als délégué kom ik bepaald niet, daar ik het nut van congressen niet inzie. D.w.z. van die soort congressen. Ik ben voor mynwerkers-congressen, spoorweg-idem en dgl. Ik geef evenwel toe dat het congres te Zürich ditmaal van belang zyn kan wegens den stryd tusschen revolutionnaire en parlementaire boerenbedriegers.
Gaat gy naar Z. over Parys? Dat mocht ik gaarne, dan kunnen we eens spreken. – Graves12. boek is vreeselyk zwaar op de hand. Ik moet niets
hebben van dat soort doctrinair anarchisme en de Révolte verveelt my allervreeselykst. Ik geef hem nu en dan iets, vooral vertalingen uit de vreemde bladen, maar werk met veel minder plezier mee dan aan R.v.A.b.v. en vroeger aan l’Endehors,13. toen dat blad nog bestond. Das Leben Jesu14. ontving ik niet, wèl die Bibel.14. Stuur my s.v.p. een exempl. Leben Jesu. De kleine Johannes kreeg ik te leen van van Eeden, maar ik kon daarvoor geen uitgever vinden. – Ik zal probeeren een portret van Reclus15. machtig te worden, maar ik weet waarlyk niet hoe? Naar hem gaan om er een te vragen doe ik liever niet, en bovendien is hy vertrokken naar Brazilië. Ook naar dat van Padlewsky16. wil ik informeeren. Maar om hier portretten te plaatsen, dat is onbegonnen werk. Die van Cipriani17. koopt niemand, want hy wordt niet beschouwd als ‘quelqu’un’. Het is een beste man, heel goed, maar voor zyn ideën geef ik geen sou en hy is vreeselyk ydel. Hy loopt altyd met een aantal levensbeschryvingen van zich zelf in zyn zak en deelt die uit. Een belachelyk boekske en nog belachelyker doordat hy die zelf uitdeelt. Wanneer zal de menschheid daarvan toch eens genezen zyn, van fetichisme en gezag, meen ik.
Doe wat mogelyk is s.v.p. voor de vertaling en verschyning van myn artikel in R.v.A. Ik geloof dat dat zyn nut kan hebben, vooral ten opzichte van de neo-socialisten in Holland, de Troelstra’s etc.18..
Kunt gy my ook zeggen of andere Hollandsche bourgeoisbladen, evenals de Amsterdammer (gele) van myn artikel spraken, en my die bezorgen? Dit ware my zeer nuttig.
Hartelyke groeten aan al de uwen, en beterschap met de gezondheid uwer vrouw.
t.t. J.A. Cohen
Alexander Cohen aan F. Domela Nieuwenhuis
Parys, 30 augustus 1893.
59, rue Lepic.
Waarde Nieuwenhuis,
Commençons par le commencement. – Neen, de hand op het hart, ik was in ‘t minst niet boos om uw vorig schryven, en was dat (die afwezige boosheid meen ik) dan ook niet de oorzaak van myn niet-schryven. – Maar ik had het vreeselijk druk met allerlei werk. Ik ben bezig de laatste hand te leggen aan de vertaling in ‘t Fransch van een drama van Gerhart Hauptmann (de auteur der Weber) getiteld Einsame Menschen. M’n vertaald stuk wordt dezen winter waarschynlyk opgevoerd te Parys, helaas niet in een groot, veelbetalend theater, maar in een théâtre d’art, wat voor my van belang is, in ‘t opzicht van ‘bekend worden’. Wat ik thans doe, behalve nu en dan – te zelden, helaas, – een artikel in een groot Parysch blad, als Matin, Figaro etc. brengt my geen sou in, maar ik hoop later de vruchten te plukken van die werkzaamheid. Eindelyk geloof ik myn weg te hebben gevonden, maar er behoort taai geduld en ausdauer toe om er te komen, en om ‘t vol te houden. Enfin, ik heb thans hoop, iets wat vóór een jaar niet het geval was, en hoop doet leven. – Wèl vond ik de reden die gy opgaaft voor het niet-plaatsen van m’n laatste artikel gezocht. Herinner ik my wel, dan noemde ik aan het einde van die brief den heer Pablo Lafargue1. een ellendige huichelaar, en daartoe bepaalde zich de geheele, zoo gewraakte scheldery. Ook geloof ik dat myn artikel overvloeide van teksten, ontleend aan collectivistische proza en die dus, à la rigueur, konden beschouwd worden als bewysgronden. Als gy al de zwynery en schurkenstreken dier lui kendet, en wist zooals ik ze weet, op hoe smerig wyze dat ontuig konkelt, kwanselt en principes verloochent om in ‘t zadel te komen, dan zoudt gy het woord ellendige huichelaar, toegepast op één der chefs de file dier smeerbende niet betrachten als te kras. Zoolang ik in R.v.A. schreef, – en ook in andere, zelfs bourgeoisbladen zooals Figaro etc. diende ik steeds, of meende ik te dienen, m’n idée, dat natuurlyk critiseerbaar is. Indien de lezers van R.v.A. op de hoogte zyn van de politieke verhoudingen en de toestand der verschillende partyen
in Frankryk, geloof ik daartoe veel te hebben bygedragen. Ook erken ik dat gy my steeds eene groote mate van vryheid liet myne meening te zeggen. Maar aan den anderen kant is het onpleizierig voor my steeds te worden beschuldigd van overdryving, dáár waar ik – dit zult gy erkennen -jaren voorheen reeds voorspelde wat thans zonneklaar is. Ik geloof niet, dat gy na het z.g.n. congres van Zürich nog een schaduw van illusie hebt overgehouden betreffende Duitsche en Fransche marxisten. Gemeene kerels vindt hy de bourgeois niet eens. – Ook moet ik u zeggen dat gy u vergist als gy zegt dat ik meer en meer individualist wordt. Ik 8èn nog wat ik steeds was: een revolutionair, die op elke wyze en met alle middelen de hedendaagsche orde wil omverwerpen. Alleen zyn my de oogen opengegaan voor vele dingen die my verborgen waren en wil ik voornamelyk van geen opoffering van het persoonlyke in den mensch ten voordeele (?) van de gemeenschap hooren. Ook verkies ik eerlyk gesproken de hedendaagsche maatschappy, die ik toch haat als de pest met al de haat waarover ik beschik – en die is niet gering! – boven een dwangstaat als die van de firma Liebknecht2., Guesde en Co. en zal ik die lui tot den dood bekampen met al den spot, de ironie en… de bewyskracht waarover ik disponeer. Overigens ben ik met allen en stryd met allen die op revolutionnaire wyze een eind willen maken aan alle onderdrukking, onverschillig hoe ze zich betitelen: communist, socialist of anarchist. Dit is een duidelyke geloofsbelydenis, niet waar, en voor zoover gy my kent, in alle oprechtheid en eerlykheid afgelegd. Belang zocht ik nimmer, en zal ik dat ook wel nooit doen. Niet uit verdienstelykheid, neen, maar uit natuur. Ik ben nu eenmaal zoo. – Gy behoeft my niet te zeggen, dat gy my niet van belangzucht hebt beschuldigd. Dit weet ik zeer goed, maar ik zeg het alleen maar, omdat ik niet wil dat men uit myn publiceeren van artikels in bourgeoisbladen, concludeert winzucht, zooals die ezel van de Amsterdamsche Courant, dien ik voor de tweede maal niet eens te antwoorden my verwaardigde. Myn eerste artikel tegen de Duitsche officieele schreef ik hoofdzakelyk om die lui en hunne fransche rotgenooten de pest in te jagen. Ik zou het zelfs voor niets hebben gepubliceerd. Het werd ook niet ‘koninklyk’ betaald zooals de Amsterdamsche correspondent insinueerde, maar heel eenvoudig 5 sous (25
centimes) per regel. Dit ging dien rekel niets aan en hy schynt vrywel gek te zyn als-i veronderstelt dat ik hem na zal loopen met een nota voor den Figaro. Hoogstens geef ik hem een paar welgemeende opdonders als ik hem by toeval eens ontmoet. A propos, vindt gy myn antwoord aan dien vent goed? Zeg my dat eens. Hy wilde je er met de haren bysleepen, maar dat gelukte niet. – Na de ballotages (Zondag) zal ik een brief voor R.v.A. schryven. – Ik zocht al myne oude artikels op en wil thans boven den volgenden brief het volgnummer van het totaal zetten. Dat is my gemakkelyker. Wanneer wordt myn feuilleton, gy weet wel dat uit het Russisch,3. opgenomen? Waarom wordt dat nu nooit geplaatst? Het is prachtig mooi, en men beloofde my destyds het in Maart of April te plaatsen. Nu volgt het eene feuilleton het andere op, maar het myne komt nooit. Als gy ‘t niet wilt, zie het dan ergens anders te plaatsen, in Morgenrood of zoo iets. –
Naar de boeken zal ik aanvraag doen. – O daar vergat ik haast iets belangryks. Wees zoo goed, maar s.v.p. dadelyk want er is groote haast by, voor my en den Mercure de France (een mooi tydschrift waaraan ik medewerk) aan de Dageraad vergunning te vragen tot het reproduceeren van het portret van Multatuli, dat voorkwam in aflevering 9 van den achtsten Jaargang, Multatuli-nummer4.. Ik vertaalde reeds vele fragmenten van Multatuli, en daar ik dat portret bezit wenschte ik en de Mercure ook, dat te reproduceeren voor het volgend nummer, septembre. Echter er is haast by. Wilt gy er dus even naar vragen s.v.p. Ik geloof niet dat ze dat zullen weigeren. Gaarne had ik antwoord, op het laatst, vóór of op 5 september. By voorbaat dank.
De groeten aan allen, met name aan Theodoor,5. van uw vriend
J.A. Cohen
Jammer dat gy niet over Parys kwaamt. Excuseer myn vreeselyk schrift.
Alexander Cohen aan F. Domela Nieuwenhuis
Parys, is november 1893.
59, rue Lepic.
Waarde Nieuwenhuis,
Vanmorgen verzond ik aan ‘t adres van R.v.A. een Paryschen Brief1. en een bibliographie.2. De laatste maakte ik zoo instructief en aantrekkelyk mogelyk voor ons publiek. Mocht, uit plaatsgebrek, m’n bibliographie niet in eens geplaatst kunnen worden, doe het dan maar in 2x, maar wees zoo goed dan toch beide fracties met mijn naam te onderteekenen. Dat is noodig voor de editeurs. Kan ik van de nummers of van het nummer met de boekbeschouwing ‘n stuk of 5 à 6 exempl. bekomen? Vraag dat s.v.p. aan Abas.3.
En nu een antwoord op uw laatste briefkaart, – 1o dan: wat aangaat de biographieën van Séverine,4. Reclus etc. Gy moet weten dat lui als Séverine zoowat ongenaakbaar zyn, en men soms 4 à 5x terug moet komen, om dan nà een paar uren antichambrage misschien niet ontvangen te worden. Overigens voel ik my weinig geschikt inlichtingen, vooral
biographische, in te winnen by de betreffende personen zelven. Dat valt my zeer zwaar – Reclus vond ik reeds een paar x niet thuis en hy woont nog al uit de buurt. Anders zou ik hem gevraagd hebben dat hy u zelven eenige inlichtingen gaf. Maar ik zal het nu maar vragen aan Grave, van de Révolte, die ik wel eens zie. – Wat aangaat de verlangde boeken, ik heb geregeld al de door u verlangde boodschappen gedaan, en weet ik bepaald u bericht te hebben gegeven van den uitslag myner pogingen. – Reinwald wou geen Létourneau5. geven omdat dat werk reeds meer dan een jaar geleden uitkwam. – By Retaux-Bray zeide men my dat sedert: Le mouvement agraire etc. van Meyer en Ardant niets verschenen was in den laatsten tyd. – Uw brief is bezorgd, gisteren, nadat ik éénmaal in de rue Medicis en 2x rue Marbeuf 5 – het tegenwoordige adres van den heer Kasimir – was zonder hem te vinden. Maar daar gy verlangdet dat ik hem den brief persoonlyk overbracht, liet ik dien natuurlyk niet achter en ging er voor-eergisteren voor de derde x heen, weer zonder succès. Ditmaal liet ik echter een briefje achter waarin ik hem het doel myner komst mededeelde en een rendez-vous verzocht. Dit kreeg ik, en nu is de zaak in orde. De heer K. vroeg my o.a. of gy spoedig in Parys dacht te komen, of ik u onlangs had gezien etc. Hy zeide my tevens dat hy u spoedig zou schryven. Misschien deed hy dat reeds. – Toevallig sprak ik L. Michel6. die een dag of 4 te Parys was. Ik vroeg haar, voor u, naar hare Mémoires waarvan zy my zeide zelve geen enkel exemplaar te hebben. Maar ik ken iemand die ‘t heeft en zal ik het zoo mogelyk u te leen zenden. – De Histoire Anecdotique van de Révolution Française en die ik zeer goed ken, ik hoorde nooit dat daarvan een derde deel verscheen. Geef my eens den naam en ‘t adres van den uitgever daarvan op. Bezorgde ik zelf u niet het deel of de deelen die gy bezit? Létourneau’s Evolution de la morale et idem de la Justice verschenen niet by Reinwald, zeide men my daar. De brochure van Tabarant,7. waarvan zooals gy zeidet: ‘zooveel goeds gezegd wordt’ en die ik, par parenthèse, zoo onbeduidend mogelyk vind – de laffe vent op aandringen van eenige socialistische ‘leiders’ liet er het beste hoofdstuk betreffende ‘patriotisme en militarisme’ uit. Die T. is ook al zoo’n laffe mislyke baantjesjager, die alleen zoekt om zyn grenzenlooze heersch- en geldzucht te bevredigen.
Nu wil hy eerst in de gemeenteraad en later naar de Kamer. Ik kan dien kerel niet uitstaan en heb hem leelyk de waarheid gezegd. – Auerbach8. zie ik zeer zelden – tot m’n groot genoegen. Ik vind hem een verwaand joodje. – Met Vredevoogd9. die ‘s morgens aankwam en ‘s avond tegen 8 uur weer er vandoor ging, was ik uit. Dat schynt my een flinke kerel toe, al is hy dan ook sergeant geweest. – Wy waren op den Eiffeltoren – een bezoek n.b. dat hem zyn trein deed missen en daardoor hem dwong 1e klas te reizen met ‘n goede 30 frs supplementaire uitgaven, om nog op tyd in Marseille te komen. ‘t Grappigst vond ik zyn schelen broer, een erg misanthroperig jongeling. De jongen kwam zaterdag ‘s morgens aan, had een biljet dat hem vergunde tot zondagavond te blyven, kwam voor de 1e en waarschynlyk laatste maal te Parys – en vertrok den zelfden avond tegen zeven uur weer naar patria, verklarende met de meeste overtuiging… dat hy Parys nu zeer goed gezien had. – Gy vraagt of ik een artikel van u wil vertalen? Wanneer iemand aanspraak kan maken op myne bereidwilligheid in die soort dingen, dan zyt gy het zeker. Gy waart voor my ook altyd hulpvaardig. – Hierover sprekende (en geheel afgescheiden hiervan, alleen maar omdat het my juist te binnen schiet) wil ik u ook zeggen dat ik meer dan eens denk aan het geld dat gy my zoo bereidwillig leende. Gaf ik tot heden nog niets terug, dan was dat niet omdat ik het vergat of my zoo hield, neen, het was my onmogelyk. Ik zit er nog steeds slecht, allerslechtst voor, vooral nu wy, myne vrouw en ik, tezamen zyn. Zy werkt, naaister, maar dat is voor haar zelve nauwelyks voldoende. Echter ben ik nu overtuigd binnen korteren of langeren tyd uit dien benarden toestand te geraken. Het moeilykste is eerst bekend te worden. – Ik wil morgen een artikel schryven over de revol. beweging in Spanje en trachten dat in den Figaro onderdak te brengen. Ik heb wel hoop daarop. Gelukt het, dan stuur ik ‘t u.
Zoo uw artikel erg lang is, geef my dan een paar weken tyd. Het door my vertaalde stuk van Hauptmann wordt binnen kort opgevoerd, en ik moet herhaaldelyk de repetities bywonen.10. Dit is onvermydelyk. – Hoe ‘t zy, zend uw artikel maar dadelyk op, dan werk ik er telkens als ik kan een paar uurtjes aan.
Hartelyke groeten aan allen van uw vriend
J.A. Cohen
P.S. Neen, ‘t zou my onmogelyk zyn juist op te geven, wat men my dit jaar zond. Alleen weet ik, dat na het artikel dat ik van morgen afzond, ik nog 9 = negen art. aan R.v.A. schuldig ben.
2e P.S. Ik vind den aanslag van Barcelona11. alleruitstekendst. De bourgeois zijn doodsbang.
Alexander Cohen aan F. Domela Nieuwenhuis
76 Thorpdale Road, Hornsey Rise,
London N.
9 januari 1894.
Waarde Nieuwenhuis,
Vergeef my indien ik niet eerder schreef. Gy kunt denken dat ik een beetje uit de haak was geraakt door de laatste gebeurtenissen. Uit de bladen (Fransche) zaagt gy zeker hoe de zaak gebeurd is. Ze hebben my een kolossale reclame gemaakt, en als ik ooit in Frankryk terug kom – wat best mogelyk is – dan ben ik voor de toekomst gerust. Voorloopig echter zit ik er beroerd voor met myne vrouw, die zich dapper gedragen heeft tydens myne gevangenschap. Aan Zola ook heb ik veel te danken wegens zyn tusschenkomst. Hy is naar den minister gegaan en heeft alles gedaan wat mogelyk was om my in Frankryk te houden. Maar de schurken wilden natuurlyk niet erkennen dat zy een stommiteit hadden uitgehaald en daarom moest ik er uit. – Terwyl alle andere uitgebannenen in vryheid bleven en 8 dagen kregen ter regeling hunner zaken, bleef ik in ‘t geheel 16 dagen gevangen – au secret – en werd ik ‘s nachts geheimzinniglyk opgelicht, en per celwagen, met ketens aan de voeten van
Parys naar Havre vervoerd. Daar scheepte ik my in naar Southampton en toen naar Londen. – Ik zocht hier om werk maar vond nog niets. Wel beloften. Myne vrouw die eene goede parysche modemaakster is, heeft ook nog geen werk, maar in een paar weken – zeide men my – vangt het goede season aan voor dat soort werk. Krygt Kaya arbeid, dan is dit voor my een groote zorg minder. Trouwens myne vrouw is voor my een groote steun. Zy heeft een yzeren energie betoond, zoo zelfs dat de secretaris van den prefect van politie, toen zy kwam voor de vergunning my te zien, haar toevoegde: ‘Vous avez une manière de nous traiter, madame, qui frise l’insolence!’ De politieschurken hebben alles by my gestolen. Al myne brieven – waaronder de uwen – familiebrieven, zeer vele zelfs dateerende jaren lang vóór m’n komst in Frankryk, alles hebben de honden gestolen. Al de nummers van R.v.A. met myne artikelen, bibliographieën etc. van den beginne af, alles is voor my verloren, wat een groot verlies voor my is daar dit alles een periode van myn leven inhield en niet het minst bewogene. Idem de Fransche bladen en tydschriften waaraan ik medewerkte sedert jaren. – Eenige schreven in de beste bedoeling – zooals Octave Mirbeau in de Echo de Paris, Fournière, Docquois in le Journal, Bissandre in la Libre Parole – dat ik alleen ‘littérateur’ en geen anarchist was.1. Ik verzond gisteravond een protest aan een Parysch blad, waarin ik hiertegen opkom. Ik wil dolgraag naar Frankryk terug, maar niet ten koste van iets wat ik voor my zelf als eene lafheid beschouw. Ik ben en blyf anarchist, en het is vooral niet in dit tydperk van vervolging dat ik dulden wil dat anderen myne ideeën verzachten of zelfs ontkennen. – Het is een harde slag voor my – juist op het oogenblik dat betere dagen, materieel gesproken – zouden aanbreken. Maar ik ben volstrekt niet geknakt en veerkrachtiger dan ooit. Wy revolutionnairen hebben toch de schoonste rol in alle opzichten. Een handjevol besliste kerels houden tegenwoordig de heele bourgeois moordenaarskliek in angst en schrik. En dat is wel wat onaangenaamheden waard. Vooral in Frankryk en Spanje zit de doodsangst er in by de bourgeois, en de politie is niet op haar gemak. Dat heb ik wel bespeurd. – By al die zaken is altyd wat grappigs. Ge herinnert u wel een cadeautje wat gy my gaaft in ’89 tydens de tentoonstelling en dat gy kocht in de Galerie des Madones: een
breede stalen veer met nickel uiteinde en besloten in een cylindervormige doos van wit metaal. Uitgetrokken vormde die veer een wandelstok. Dat ding hebben ze niet durven openmaken en droegen ze met alle mogelyke voorzorgen naar het gemeentelyk laboratorium. Ik heb me ziek gelachen toen ik die bus op de tafel der ‘pièces de conviction’ zag liggen. – Hoe vindt gy ‘t verbod der opvoering van Ames Solitaires door de regeering, alleen omdat ik de vertaler ben. (Ik zend u met dezelfde post een exempl. van A.S. Meld my s.v.p. de ontvangst). Natuurlyk doe ik geen stap, noch schryf een woord om in Frankryk terug te keeren. Kunnen letterkundige vrienden, of Zola b.v. myn uitbannings-decreet doen vervallen, zonder my in ‘t minst te compromitteeren, dan keer ik graag terug. – Londen is wel allerinteressantst, maar blyven kan ik hier niet op den duur. Ik heb zon en licht en kleuren noodig om te leven. En hier is alleen nevel en duisternis.
Hebt gy niet wat werk voor my, vertalingen of zoo iets? Tracht iets te vinden s.v.p., want ik zit er pecuniair slecht voor. Myn uitgever maakt gebruik van myne uitbanning door my te bestelen. De kerel beweert dat ik hem A.S. verkocht heb voor 3 uitgaven d.w.z. 3000 deelen, terwyl er alleen afgesproken was voor 1 uitgave en hy nog moeilykheden maakte uit vrees geen 1000 exempl. te verkoopen. Maar nu is er zooveel reclame gemaakt dat hy meer oplagen heeft moeten laten drukken en ik dus meer geld zou moeten hebben. Hy is my voor de 1e duizend 350 francs schuldig waarvan ik nog maar 100 ontving, te Parys nog. Ik werd juist gevangen genomen één dag vóór dat wy ons contract moesten teekenen, zoodat ik nu geen enkel bewys tegen dien schelm in handen heb.
Als gy het goed vindt ga ik door met Parysche Brieven voor R.v.A. te schryven. Ik lees de Fransche bladen en dat gaat even goed.2. Bovendien schryf ik dan Londensche idem, als gy wilt. Zoodra ik een beetje op myn verhaal zal zijn gekomen, ga ik weer aan ‘t werk voor verschillende revues, die onmiddellyk niets opbrengen, maar dat is toch goed. Den moed heb ik niet verloren!
Natuurlyk ontving ik niets sedert myne gevangenneming. Wilt gy zoo goed zyn my, aan myn tegenwoordig adres te zenden alle nummers van R.v.A. verschenen sedert 8 December l.l. Natuurlyk zag ik gaarne wat ‘t
blad schreef betreffende myne arrestatie etc. Ik vernam dat de Vorwärts,3. het orgaan van den verschimmelden ouden heer Liebknecht zich allergemeenst heeft uitgelaten betreffende my. Kunt gy my die nummers daarvan niet sturen, desnoods te leen. Ik zal ze u ongeschonden terug sturen. Ik vind misschien stof die vuile kerels in de Société Nouvelle nog een aan de ooren te trekken. Doe my dat genoegen s.v.p. – Kunt gy my ook – eveneens te leen als ‘t noodig is – bezorgen de nummers der Nieuwe Rotterdamsche,4. Handelsblad,5. Amsterdammer en andere hollandsche bladen die van my spraken. Ik zag in Fransche bladen dat zy allerlei vuiligheden verteld hadden. Eveneens hoorde ik dat van v.d. Goes.6. Is dat waar? Enfin stuur my s.v.p. wat gy kunt, want ik verlang naar polemiek met al dat gespuis, en al de bladen staan my thans open. – Kryg ik overigens weer geregeld ‘t blad s.v.p.?
Zier hier m’n adres:
Mr. White, p.a.
Mr. Buchnell,
76 Thorpdale Road,
Hornsey Rise,
London N.
Geen andere naam op ‘t adres, ook niet van toegezonden bladen. Ik gaf als myn naam C. op, maar tevens dat brieven en bladen zouden komen onder den naam White, myn authors-name. Geef s.v.p. niemand myn adres, met uitzondering van Abas en Cornelissen.
Schryf spoedig aan uw vriend
J.A. Cohen
Groeten aan al de uwen.
Alexander Cohen aan F. Domela Nieuwenhuis
5 Adpar Street, Edgware Road,
London W.
9 april 1894.
Waarde Nieuwenhuis,
Zooals gy bespeurd zult hebben uit het artikel dat ik u den 6en dezer toezond – een paar uren nà ontvangst van uwen brief – behoor ik nog steeds onder de levenden.1. Overigens ben ik van plan nog geruimen tyd in dit ondermaansche voort te blyven kuieren. – Neen, alle lust en alle moed zyn niet verdwenen door die uitzettery, al viel het my vreeselyk hard Parys te moeten verlaten, de eenige plaats, naar het my voorkomt, waar het mogelyk is te ademen. Ik tenminste leefde daar in een kring van persoonlykheden die als het ware een onontbeerlyk element uitmaakten van myn geestelyk bestaan. Daarby komt dat ik, na byna zes jaren tobbery om… het hoofd boven water te houden, eindelyk de tyd zag aanbreken waarin het my mogelyk zou zyn betrekkelyk zonder zorgen, materieele n.l. te leven. Ik had my de fransche taal geheel eigen gemaakt, waarin ik, dat erken ik, eene zekere, misschien kinderlyke zelfvoldoening vond, te meer daar ik nooit titel of iota van myne ideeën of zelfs de uiterlyke demonstratie daarvan offerde of verloochende ter wille
van eenig voordeel. Al wat ik publiceerde, geteekend, anonyme of onder pseudonyme in eenig fransch blad of tydschrift, bourgeoisbladen niet uitgezonderd, heeft myne begrippen gediend en nooit die van de bezitters of uitgevers dier publicaties. – En nu zoo op eens er uit. En dan gedwongen te zyn te leven in zoo’n vervloekte stad als Londen, waaraan ik reeds het land had vóór er ooit gekomen te zyn. Ware ik onmiddellyk van Holland naar hier gekomen, dan zoude alles wat my nu stuit en zelfs kwetst my minder of in het geheel niet opgevallen zyn. Maar na een verblyf van zes jaren te Parys, waar op zedelyk gebied geen plaats is voor eenige huichelary, waar bovendien alles smaak en kunstsmaak verraadt, waar het volk in weerwil van boulangisme, russo-krankzinnigheid en hedendaagsche lamlendigheid toch nog het aangenaamste en vryzinnigste in den omgang is, na zoo’n zesjarig verblyf in Londen te moeten leven, in Londen waar alles aan Hollandsche kleingeestigheid, ruwheid en onbeschoftheid herinnert, ça c’est trop fort. Gy zult myn oordeel over patria niet heel fair vinden, maar de door my opgedane ondervinding kan my niet anders doen spreken. Holland, behalve de weinige vrienden die ik daar heb, en waarvan gy zeker de beste zyt, is my altyd, in vergelyking met andere landen die ik bezocht, het onuitstaanbaarst voorgekomen*. Alleen de revolutionnaire beweging is my daar sympathiek, meer dan ergens anders, altans wat aangaat de massabeweging. (Hieromtrent ben ik van meening en meen ik, alle anarchisten met my, dat zoodra de massa in beweging komt, in ernstig revolutionnaire beweging, individueele daden van rebellie niet meer noodig zijn en van zelf verdwynen. Nu ben ik zonder restrictie vóór wat men noemt: la propagande par le fait, overal waar de massa ingeslapen of indolent is.) Op het oogenbik ben ik bezig met eene kleine studie betreffende de propaganda der daad. Uit den algemeenen schipbreuk – lees uit den diefstal myner papieren, brieven, bladen enz. – heb ik een paar interessante documenten kunnen redden, waaronder een brief van Emile Henry2. destyds gepubliceerd in een anarchistisch blad. Dat factum is uiterst interessant, en getuigt van een volkomen logischen gedachtengang by den schryver. Wanneer gy my in een paar nummers van R.v.A. eenige kolommen wilt afstaan, zal ik dol
gaarne dit artikel publiceeren. Het zal mogelyk – waarschynlyk zelfs – uitlokken tot polemiek en wat is wenschelyker dan wryving van gedachten? Wellicht publiceer ik bewust artikel in ‘t Fransch in de Société Nouvelle, waarvan de directeur3. – entre parenthèses – zich by herhaling my tegenover vry smerig gedragen heeft. Ik wil dan ook in zyne revue niets anders meer publiceeren dan wat uit principieel oogpunt eenig nut kan hebben, maar op letterkundig gebied krygt hy niets meer van my. Vindt gy het goed dat ik voortga met Parysche Brieven te schryven? Daar ik de bladen hier tòch ook lees, en goed op de hoogte ben met Fransche toestanden, kan ik evengoed van hier schryven. In ‘t belang der ‘prestige’, (daar echte Groninger koek uit Groningen, ‘oprechte’ genever uit Schiedam en Theodoor’s Koukos ‘helenikos’ van den Parnassus moet komen) zou ‘t misschien wenschelyk zyn den zetters te verzoeken de anglosaksische afkomst myner gallische correspondentie voor zich te houden. Binnen twee à drie dagen komt een ‘Londensche Brief’ en ik zal trachten zoo geregeld mogelyk te schryven van hier uit, hoewel er weinig of niets voorvalt op speciaal revol. gebied.
De sociaal-democraten, de ‘blauwe’, ‘waschechte’ zyn in handen van het walgingwekkende koppel Aveling4.-Marx.5. De eerste helft van dit misbaarmakende paar ziet er uit als een verloopen jockey en de andere schynt veroordeeld tot een levenslang gekef in vier of vyf talen tegelyk. De zoogenaamde ‘onafhankelyken’ – die in Grafton-Hall hun tenten hebben opgeslagen – schynen my bovenal onafhankelyk te zyn van al wat naar gezond verstand zweemt. Gilles,6. die tot voor korten tyd daar den scepter heeft gevoerd, vervalt meer en meer tot den rol van een constitutionneel vorst dien de constitutie over ‘t hoofd groeit en… bedelft. Die Gilles is persoonlyk een goeie kerel, zeer hulpvaardig en ‘opferfähig’ – maar zyn beginselen komen my voor van zwak allooi te zyn. Daarby komt dat hy steeds gelyk wil hebben en het terzelfdertyd iedereen naar den zin wil maken en dat gaat slecht. ‘t Onvermydelyk resultaat daarvan is sophisme en daar doet de brave man dan ook sterk aan. – Wat aangaat de anarchisten, behalve eenige weinige uitzonderingen waarvan ik het meerendeel reeds kende te Parys, daar is ook weinig aan.
Onder de Engelschen daarentegen heb ik eenigen leeren kennen die
my alleraangenaamst verrasten door hun graad van overtuiging, kennis en radicalisme. Dat was my iets geheel onverwachts. – Dat John Burns7. afgedaan heeft als socialist weet gy natuurlyk. Die kerel – dien ik nooit heb kunnen uitstaan en steeds als een ambitieus politicus heb gewaardeerd – is geheel in beslag genomen door de Labour-Party, eene party die zich voornamelyk bezig houdt met agitatie tegen de Lords en andere belachelyke dingen.
Gy zult misschien denken dat ik te vlug oordeel en veroordeel – ach, neen, dat laatste is me niet eens de moeite waard! – maar herinner u dat ik reeds vóór 3 jaar en eerder in R.v.A. voorspeld heb de rol der bende Guesde, Fournière8., Vaillant etc. En de gebeurtenissen hebben my gelyk gegeven. – Voor ik sluit nog iets. Zooals gy denken kunt, wandel ik hier overal, behalve op rozen. Het is zoo gemakkelyk niet hier weder te beginnen zooals ik te Parys deed. Oogenblikkelyk ben ik bezig met een deel Multatuli-vertaling te voltooien, dat ik te Parys zal uitgeven. Verder denk ik een boek te schryven over myn verblyf en wederwaren te Parys gedurende 6 jaren. (Sub rosa). Maar intusschen verdien ik niets. Myne vrouw die werk had is op ‘t oogenblik ook zonder; en deze laatste 14 dagen hebben we niet eens onze huur kunnen betalen. Kan R.v.A. niet, zooals toen ik te Parys was, my wat geld vooruit betalen voor te leveren artikels? Gy weet hoe ik steeds nauwgezet vooraf betaald werk afleverde. Bedenk, het is een moeilyk begin en een uiterst harde tyd. Zoo mogelyk laat my dan dadelyk na ontvangst dezes wat geld zenden, minstens 25 gulden, dat ik zaterdag of zondag a.s. huur betalen kan, anders vlieg ik er uit, en weet niet waar heen te trekken. – Kan Morgenrood misschien iets betalen voor schetsen uit het Londensche Leven? – Kunt gy my leenen – gy weet dat ik nauwkeurig ben met boeken – Bymholts9. werk over de arbeidersbeweging in Nederland. Een studie daarover kan ik waarschynlyk plaatsen te Parys in een revue.
Groeten aan al de uwen en aan de vrienden van my, en aan u van Werner10. en Kampffmeyer11.
Naar uw kistje voor Australië12. informeerde ik, maar kreeg nog geen antwoord. Wat zyn de afmetingen, het gewicht en de inhoud?
Kan men aan ‘t adres van R.v.A. of aan ‘t uwe (166 Haarlemmerstraat of Haarlemmerdyk?) veilig schryven zonder aan te teekenen?
- 1.
- In Recht voor allen, jrg 15 (1893), nr 75 (29 en 30 juni), verscheen een Boekbeschouwing, waarin Cohen achtereenvolgens besprak de karikaturenbundel Des bonhommes, de franse vertaling van Henrik Ibsens Bouwmeester Solness, de Jagersverhalen van Ivan Toergenjeff en de m?moires van de nederlands-franse impressario Sch?rmann, Les ?toiles en voyage. Veel plezier beleefde hij aan het polemisch talent van L?on Bloy in Le d?sesper?: ?Waarin de schrijver met onge?venaard talent eenige journalisten en schrijvers afmaakt. De meedogenlooze kritiek, de heftige vormen… we bekennen het gaarne, de doodende smaad waarmee hij de aangevallen pershoeren overstelpt gaven ons eenige voldoening.? Cohen signaleert eveneens de publikatie in de Mercure de France van enkele ?zeer interessante? brieven wan Vincent van Gogh aan Emile Bernard.
- 2.
- Christiaan Cornelissen (1864-1943) schreef onder de naam Clemens in Recht voor allen, waarvan hij in 1892 mederedakteur werd. Met Domela Nieuwenhuis en anderen redigeerde hij het zondagsblad Morgenrood. Hij was een belangrijk anarchosyndikalistisch theoretikus, die veel invloed had op het in 1893 opgerichte Nationaal arbeidssekretariaat.
- 3.
- Cohen deed in zijn artikel voor de Figaro, jrg 39 (1893), nr 151 (31 mei), ?Les social d?mocrates et leur propagande? een felle aanval op de persoonsverheerlijking bij de duitse sociaaldemokraten.
- 4.
- Hauptmanns Die Weber (1892) behandelt de opstand van de silezische wevers in 1844. Zijn Einsame Menschen (1891) werd door Cohen als Ames solitaires vertaald. De 5e akte verscheen in Mercure de France, dl 9, 1893, p 50-52.
- 4.
- Hauptmanns Die Weber (1892) behandelt de opstand van de silezische wevers in 1844. Zijn Einsame Menschen (1891) werd door Cohen als Ames solitaires vertaald. De 5e akte verscheen in Mercure de France, dl 9, 1893, p 50-52.
- 5.
- ?Le dialogue japonais? verscheen in La soci?t? nouvelle, jrg 9 (1893), deel 1, p. 767-784. De vertaling werd gedeeltelijk overgenomen door het kommunistisch-anarchistische blad La r?volte.
- 6.
- Jean Allemane (1843-1935) nam al vroeg deel aan de arbeidersbeweging. Hij was lid van de Commune, werd gedeporteerd naar Nieuw-Caledoni? en keerde in 1879 na de amnestie naar Frankrijk terug. De allemanisten waren revolutionaire socialisten. Alleman was een tegenstander van de parlementaire richting, die in Frankrijk door Jules Guesde (1845-1922) werd vertegenwoordigd. De partij van Guesde was een marxistische arbeiderspartij, die zijn grootste aanhang in het Noorden van Frankrijk had. De guesdisten stelden zich op het standpunt dat de arbeidersklasse de politieke macht moest veroveren door deelname aan de parlementaire strijd.
- 7.
- In Z?rich zou van 6 tot 12 augustus het derde internationale socialistische arbeiderskongres gehouden worden. Op de voorbereidende konferentie in maart, te Brussel, werd bepaald dat alleen vakbonden, socialistische partijen en verenigingen, die de noodzaak van de arbeidersorganisatie en de politieke aktie erkennen toegelaten zouden worden. Men meende zo de anarchisten te kunnen uitsluiten. Domela Nieuwenhuis en Cornelissen waren leden van de nederlandse delegatie naar Z?rich.
- 6.
- Jean Allemane (1843-1935) nam al vroeg deel aan de arbeidersbeweging. Hij was lid van de Commune, werd gedeporteerd naar Nieuw-Caledoni? en keerde in 1879 na de amnestie naar Frankrijk terug. De allemanisten waren revolutionaire socialisten. Alleman was een tegenstander van de parlementaire richting, die in Frankrijk door Jules Guesde (1845-1922) werd vertegenwoordigd. De partij van Guesde was een marxistische arbeiderspartij, die zijn grootste aanhang in het Noorden van Frankrijk had. De guesdisten stelden zich op het standpunt dat de arbeidersklasse de politieke macht moest veroveren door deelname aan de parlementaire strijd.
- 8.
- Paul (Panagiostis) Argyriad?s (1852-1901), geboren in Griekenland, verbleef sinds 1872 te Parijs. In 1880 werd hij Fransman. Hij beoefende de advokatuur en gaf vanaf 1885 La question sociale uit, in 1891 gevolgd door de Almanach de la question sociale. Hij was lid van het hoofdbestuur van het Comit? r?volutionnaire central.
- 9.
- Edouard Vaillant (1849-1915) richtte het Comit? r?volutionnaire central op. Het Comit? koos voor de klassestrijd en beschouwde zich als voortzetter van de Commune.
- 10.
- Fr?d?ric Stackelberg (1852-1934), een baltische baron, leefde in ballingschap te Parijs waar hij meewerkte aan La r?volte. Cohen ontmoette hem in het redaktielokaal van dat blad, en zocht hem en zijn vrouw enkele malen per week op. Hij leerde daar politici kennen (o.a. Eug?ne Fourni?re en Jules Guesde).
- 11.
- De Jungen (?jeunes?) vormden de links-radikale, anti-parlementaire oppositie in de sociaal-demokratische partij van Duitsland. Na de partijdag van Erfurt (1891) traden de meesten van hen uit de partij, zoals Bruno Wille, Albert Auerbach, Wilhelm Werner en Bernard Kampffmeyer. Kort daarna ontstond de Verein unabh?ngiger Sozialisten, die zich sindsdien in anarchistische richting ontwikkelde.
- 12.
- De anarchist Jean Grave (1854-1939) was redakteur van La r?volte. Cohen schreef in zijn ?Boekbeschouwing? (Recht voor allen, 29 en 30 juni 1893) dat Grave in zijn La soci?t? mourante et l’anarchie (1893) teveel met de bourgeois diskuteert: ?Ons is het totaal onverschillig of de bourgeois ons ?l of niet als ?fatsoenlijk? beschouwen. Liefst zelfs niet.?
- 13.
- l’Endehors werd van mei 1891 tot februari 1893 door Zo d’Axa uitgegeven. Het was geen anarchistisch blad, maar de meeste artikelen waren openlijk anti-autoritair. Cohen publiceerde in de eerste jaargang ?Filles et souteneurs? (nr 26, p 2-3).
- 14.
- Die Bibel. Ihre Entstehung und Geschichte (Bielefeld, 1892) en Das Leben Jesu (Bielefeld, 1893) zijn twee brochures van Domela Nieuwenhuis. Beide hebben als ondertitel: Eine historisch-kritische Abhandlung zur Aufkl?rung des arbeitenden Volkes.
- 14.
- Die Bibel. Ihre Entstehung und Geschichte (Bielefeld, 1892) en Das Leben Jesu (Bielefeld, 1893) zijn twee brochures van Domela Nieuwenhuis. Beide hebben als ondertitel: Eine historisch-kritische Abhandlung zur Aufkl?rung des arbeitenden Volkes.
- 15.
- De broers Elys?e (1830-1905) en Elie Reclus (1828-1904) waren beide antropoloog en anarchist.
- 16.
- Stanislaus Padlewsky was in 1878 in (russisch) Polen als socialist veroordeeld, in 1882 werd hij in Posen als agitator gevangen genomen. Generaal Seliverstoff, voormalig hoofd van de IIIe afdeling (politieke politie) te St. Petersburg, had in begin 1890 een dynamietkomplot ontdekt, dat tot gevangenneming en veroordeling van verscheidene russische uitgewekenen leidde. Seliverstoff probeerde Padlewsky over te halen om de russische emigranten van de aristokratische Frans-russische klub te Parijs te bespionneren. Padlewsky schoot Seliverstoff neer, maar wist het land uit te komen.
- 17.
- Amilcare Cipriani (1844-1918) nam deel aan de kampagnes van Garibaldi voor de italiaanse onafhankelijkheid. Met Marx was hij een van de oprichters van de Internationale (1864), hij speelde een belangrijke rol tijdens de Commune, wat hem op deportatie kwam te staan.
- 18.
- Pieter Jelles Troelstra (1860-1930) verzette zich hoe langer hoe meer tegen de door Domela Nieuwenhuis voorgestane buitenparlementaire weg. In 1894 gaf hij de stoot tot de oprichting van de sociaal-demokratische arbeiderspartij (SDAP).
- 1.
- Paul Lafargue (1842-1911), schoonzoon van Marx. Hij was communard, hetgeen hem op ballingschap kwam te staan. In 1880 keert hij naar Frankrijk terug. Samen met Guesde richt hij de Parti ouvrier fran?ais op. Lafargue was met Domela Nieuwenhuis in diens marxistische periode bevriend.
- 2.
- Wilhelm Liebknecht (1826-1900) was ??n der grote leiders van de duitse en de internationale sociaal-demokratie, mede-oprichter van de Internationale. Hij was rijksdagafgevaardigde en vanaf 1890 hoofdredakteur van het partijblad Vorw?rts. Sinds het kongres van Brussel (1891) lag hij met Domela Nieuwenhuis over hoop over diens radikale anti-militarisme. Evenals Guesde was hij een overtuigd voorstander van de parlementaire weg.
- 3.
- Het feuilleton Zijn uur is gekomen, uit het russisch van Gregor Matchett voor Nederland bewerkt door Alexander Cohen verscheen in 10 afleveringen van 28 september 1893 (nr 114) tot 19 oktober 1893 (nr 123) in Recht voor allen. Het thema is de vrijlating van de russische lijfeigenen. Matchtett (1852-1901), door Cohen aangeduid als ?een Russisch reaktionair rschrijver in den zelfden geest als Katkoff?, was een aanhanger van het populisme, een socialistische stroming die uitging van de russische boerengemeenschap (de mir).
- 4.
- Het herdenkingsnummer van De dageraad publiceerde in het sterfjaar (1887) het oudst bekende portret van Multatuli: een tekening door G.H.C. Overman naar een daguerreotype van 1853. Cohens vertaling verscheen in de Mercure zonder portret.
- 5.
- Theodoor (geboren 1872) tweede zoon van Domela Nieuwenhuis.
- 1.
- In Recht voor allen van 22 november 1893 (jrg 15, nr 137) verscheen Parijsche brieven LVII. Cohen schreef over de algemene staking der mijnwerkers in Noord-Frankrijk, over het bezoek van tsaar Alexander III aan Parijs en de buigingen die de socialistische burgers voor die vorst hadden gemaakt en over de aanslag in het Liceotheater te Barcelona.
- 2.
- Cohens ?Boekbeoordeeling? werd in het nummer van 23 november 1893 geplaatst. Hij besprak de satire op de Rothschilds van Pierre Weber en Willy, Les enfants s’amusent, en Pierre de Lano’s A la cour de Berlin.
- 3.
- Louis Abas jr drukte Recht voor allen.
- 4.
- Madame S?verine (pseudoniem van Caroline R?my, 1855-1929) was de vriendin van de schrijver Jules Vall?s (1832-1885), wiens Cri du peuple ze na diens dood voortzette. Ze schreef felle revolutionaire artikelen. Morgenrood, nr 45, 1893, p. 357 bracht een levensbeschrijving van haar.
- 5.
- Charles L?tourneau (1831-1902) was een antropoloog met anarchistische sympatie?n. Zijn werk werd in anarchistische kring vrij veel gelezen.
- 6.
- Louise Michel (1830-1905) anarchiste, beroemd door haar optreden tijdens de Commune, werd naar Nieuw-Caladoni? verbannen, keerde in 1880 terug naar Parijs, veroordeeld tot zes jaar gevangenis wegens opruiing. Schreef M?moires de Louis Michel par elle-m?me. Domela Nieuwenhuis, die met haar bevriend was en een dochter naar haar noemde gaf na haar dood een kleine biografie uit.
- 7.
- Adolphe Tabarant (1863-1950) schrijver en kunstkritikus. Hij debuteerde in 1882 met journalistiek werk en schreef in libertaire bladen, waaronder L’endehors. De kleine brochure Petit cat?chisme socialiste (1893) behandelt het socialisme in 99 vragen en antwoorden.
- 8.
- Albert Auerbach vertaalde uit het frans een brochure van Domela Nieuwenhuis: Die verschiedene Str?mungen in der deutschen Sozialdemokratie, Berlin, 1892. Auerbach was op het kongres te Erfurt (1891) een links-radikale tegenstander van Liebknecht en Bebel.
- 9.
- Wellicht dezelfde als J.A. Vredevoogd uit Groningen, die op 26 oktober 1893 een brief aan Domela schreef waaruit bleek dat hij Troelstra kende en waardeerde.
- 10.
- Aur?lien-Marie Lugn?-Poe (1869-1940) regisseerde de opvoering van Ames solitaires voor zijn theater Maison de l’oeuvre (1893). In zijn memoires La parade, Parijs, 1931, dl 2, p. 64-65 bericht hij over de moeilijkheden bij de premi?re.
- 11.
- Als wraak voor de exekutie van Paulino Pallas op 6 oktober, die een mislukte aanslag op de kapitein-generaal van Cataloni?, Martinez Campos, had gepleegd, voerde Santiago Salvador French op 7 november een aanslag uit in het Liceo theater te Barcelona tijdens de galavoorstelling van Wilhelm Tell, kort na het ogenblik dat Tell onder het applaus van het publiek de oostenrijkse tiran Gessler had neergestoken. Martinez Campos werd niet geraakt, maar er waren 25 doden en 60 gewonden te betreuren. Santiago Salvador French werd op 21 november 1894 aan de worgpaal terechtgesteld.
Cohen schreef in Recht voor allen van 22 november 1893: ?De aanslag in het theater te Barcelona, die het leven kostte aan een stuk of dertig mannelijke en vrouwelijke vertegenwoordigers der ?hoogste klassen? – l’?lite de la population zeggen de bladen hier – d.w.z.: de uitzuigers- en moordenaarsklasse heeft in Frankrijk grooten schrik verspreid.? Hij besluit zijn stuk met de uitroep: ?Ja het is gedaan met de rust der voldanen; met de kalme gemoedelijke spijsvertering is het uit!?
- 1.
- Bij zijn arrestatie op 10 december door kommissaris Archer van het bureau Clignancourt hadden de dagbladen vooral de nadruk gelegd op zijn verbindingen met anarchisten. Op 12 december kwam de Figaro met een achtergrondverhaal, waarin Cohen vooral geprofileerd werd als jonge schrijver. Zijn vertalingen van Zola, Multatuli en Hauptmann werden genoemd.
De krant ontkende dat Cohen medewerker was geweest van l’Endehors, maar verzuimde zijn bijdragen aan de Figaro te vermelden. Deze taktiek om Cohen te dissoci?ren van de anarchisten werd door veel bladen overgenomen en had kennelijk veel sukses. Mayer, de rechter van instruktie, die Cohen op 13 december ondervroeg en verscheidene getuigen over hem hoorde, deelde aan de Intransigeant mee, dat de arrestatie van Cohen in het geheel niet gerechtvaardigd was: ?C’est un socialiste. Il n’est pas anarchiste du moins du monde, et, du reste, ne s’occupe pas de politique?.
De anti-klerikale en met het anarchisme sympathiserende schrijver Octave Mirbeau (1848-1917) betitelde zijn artikel in l’Echo de paris ?A travers la peur?: ?On doit ? Alexandre Cohen de conna?tre en France Multatuli, ce philosophe n?erlandais dont la pens?e est si profonde et si puissante d’ironie. Il traduisit, pour la Soci?t? nouvelle et le Mercure de France, de nombreux fragments de ces oeuvres ?tonnantes, ignor?es de nous, entre autres le Dialogue Japonais, qui est une merveille d’intelligence, un enchantement de l’esprit et, je crois bien, la plus claire, la plus irr?futable critique de nos institutions sociales.? Wijst men Cohen uit vanwege Multatuli, vanwege Hauptmann, vraagt hij zich af.
- 2.
- Op 12 april 1894 vervolgde Recht voor allen (jrg 16, nr 44) de serie Parijsche brieven, genummerd I en ondertekend Kaya. Deze eerste korrespondentie ging over de anarchistenvervolging.
- 3.
- Vorw?rts wijdde op 16 december 1893 (jrg 10, nr 295) een stukje aan Cohens uitwijzing ?Ein ?Anarchist?.? Het brengt Cohens Figaro-artikel tegen de duite sociaal-demokratie in herinnering, waarin hij in het bizonder Liebknecht en Bebel ?op de giftigste wijze aanviel en belasterde?. Met leedvermaak noteert Vorw?rts dat de Figaro nu tegen de anarchisten ophitst, en de uitwijzing van Cohen billijkt. Vorw?rts acht het karakteristiek voor de vuile natuur van de anarchisten dat zij die zich uitgeven voor de felste vijanden der burgerlijke maatschappij tegelijkertijd ijverig medewerken aan de vuilste persorganen van diezelfde burgerlijke maatschappij en deze plaats gebruiken om de sociaal-demokratie te beschimpen en verdacht te maken. Cohen heeft het lasteren van Nieuwenhuis geleerd, konstateert het blad. Recht voor allen nam drie dagen later (jrg 15, nr 149) het artikel in extenso over, en gaf ten antwoord dat Liebknecht zelf in bourgeoisbladen voor geld had geschreven.
- 4.
- De Nieuwe rotterdamsche courant had op 13 december 1893 het bericht van de uitwijzing van de anarchist Alexander Cohen. De volgende dag is er een samenvatting van de franse pers ?die niet den anarchist maar een goed burger van de republiek der letteren? in hem ziet. Op 15 december (jrg 50, nr 299) schrijft de korrespondent dat Einsame Menschen niet om de inhoud verboden is, maar omdat men een manifestatie ten gunste van Cohen vreesde.
- 5.
- Het Algemeen handelsblad bracht op 12 december het nieuws van Cohens arrestatie (nr 20292). Ren? Racot citeerde in l’Ev?nement op 22 december het Handelsblad bij een korte levensbeschrijving van de anarchist Cohen: van school gestuurd wegens insubordinatie, uit Duitsland gezet wegens verzet tegen de autoriteiten, in Indi? in de militaire gevangenis, terug in Holland opnieuw veroordeeld.
Charles Boissevain schreef op 13 december in zijn rubriek Van dag tot dag, avondblad (nr 20293): ?Indien deze Cohen de correspondent is die onder den naam van Souvarine aan Recht voor Allen brieven schrijft uit Parijs, dan gebruikt hij daarin een taal, welke het voor ieder ernstig denkend man onverklaarbaar maakt, dat de hoofdredacteur van Recht voor Allen ze op neemt in zijn blad. Er is niets van den ?litt?rateur? en alles van den opruier te vinden.? Boissevain noemt Cohens geestdriftige verslag van de mishandeling van een politieagent door het volk, en zijn instemming met de aanslag in het Liceo-theater te Barcelona.
- 6.
- Frank van der Goes (1859-1939) was redakteur van het onafhankelijk sociaal-demokratische weekblad De nieuwe tijd en aanhanger van de parlementaire richting. In het nummer van 6 januari (jrg 2, 1894) stond in de rubriek ?Moderne ketterjacht? ?Alexander Cohen is, op zijn verzoek, door de Fransche politie naar H?vre gebracht, vandaar naar Engeland overgestoken en bevindt zich thans te Londen.?
- 1.
- Met het artikel van 6 april hervatte Cohen zijn parijse korrespondentie onder het pseudoniem Kaya in Recht voor allen (opgenomen op 12 april).
- *
- Engeland – resp. Londen – uitgezonderd.
- 2.
- Emile Henry (1872-1894) was de zoon van kolonel Fortun? Henry, die om zijn aandeel in de Commune bij verstek ter dood was veroordeeld. Cohen had hem in de nazomer van 1892 in het anarchistische eethuisje van Constant Martin leren kennen. Op 8 november van hetzelfde jaar had hij een bom geplaatst bij het hoofdkantoor van de Carmaux-mijnen in de avenue de l’Op?ra te Parijs. De ontploffing had niet daar, maar op het politiebureau in de rue des Bons-Enfants plaats. De dader bleef onontdekt. Cohen had veel kontakt met hem, niet zelden bleef Henry in de rue Lepic 59 (Montmartre) bij hem slapen. In januari 1894 kwam Emile Henry naar Londen, waar hij ook Cohen opzocht. Een week na de exekutie van Auguste Vaillant (5 februari) pleegde hij een aanslag op het deftige caf? Terminus. Tijdens zijn proces op 27 april legde hij een zeer de aandacht trekkende verklaring af. Henry werd op 21 mei onthoofd. Cohen: ?Deze schoone, grootsche figuur heb ik gekend en lief gehad als een broeder – m??r dan mijn broeders en in mijn hart draag ik Emile Henry’s gedachtenis als een zeldzaam kleinood.?
- 3.
- De Waalse notariszoon Fernand Brouez (1861-1900) was redakteur van La soci?t? nouvelle, revue internationale. Cohen kreeg geen artikel in dit tijdschrift geplaatst.
- 4.
- De engelse socialist Edward Aveling (1851-1898) studeerde in Londen en Cambridge natuurwetenschappen, hij trouwde in 1872. Hij nam aktief deel in de vrijdenkersbeweging, na zijn kennismaking met Eleanor Marx koos hij voor het marxisme. In 1884 begon hij met haar een vrij huwelijk, hoewel hij niet gescheiden was. Hij stichtte in 1890 de Legal eight hours and international labour league.
- 5.
- Eleanor Marx (1855-1898) noemde zich sinds haar vrije huwelijk Marx-Aveling. Op de internationale socialistenkongressen vertaalde zij meestal uit het duits en frans, en volgens haar kritici nogal partijdig. Cohen schreef over haar dood in De paradox, nieuwe serie nr 5, 7 mei 1898, p. 70-71.
- 6.
- De duitse journalist Ferdinand Gilles was lid van de Communistischer Arbeiter Bildungsverein te Londen (Grafton Hall) en ook van de Social democratic federation. Hij was een uitgesproken verdediger van de ?Jungen?. Op het voorbereidende internationale socialistenkongres te Brussel (1893) steunde hij Domela Nieuwenhuis’ voorstel om in geval van oorlog een algemene staking uit te roepen, in Z?rich nam hij deel aan het anarchistische tegenkongres. Hij had een vernietigende polemiek tegen Edward Aveling gevoerd.
- 7.
- John Burns (1858-1943) was lid van de Social democratic federation. Hij was de dominerende figuur bij de londense havenstaking van 1889. In 1892 werd hij voorzitter van het Trade union congress, in hetzelfde jaar lagerhuislid, hoewel hij zich kort daarvoor nog tegen parlementaire socialisten had gekeerd.
- 8.
- Eug?ne Fourni?re (1857-1914). In 1894 wordt hij lid van de gemeenteraad van Parijs voor het 18e arrondissement, waarin ook Cohen woonde. Vanaf 1898-1902 was hij lid van de kamer van afgevaardigden. Hij was hoofdredakteur van La revue socialiste. Zie ook De Paradox, 1898, nr 14 (4 juni) p. 104-059.
- 9.
- B. Bymholts Geschiedenis der arbeidersbeweging in Nederland, Amsterdam, 1894.
- 10.
- Wilhelm Werner, een berlijnse boekdrukker, was in Halle (1890) de voornaamste woordvoerder van de Jungen. Hij trad na het erfcarter kongres van de sociaal-demokratische partij (1891) – waar hij door Liebknecht van anarchisme was beschuldigd – uit de partij. Vanaf 15 november 1891 drukte hij Der Sozialist, Organ der unabh?ngigen Sozialisten. In februari van het volgend jaar vluchtte hij – hij was toen 36 – naar Londen om een dreigende arrestatie te ontlopen.
- 11.
- Bernhard Kampffmeyer was een gefortuneerde duitse Jung-socialist, met wie Cohen in het anarchistische eethuisje van Constant Martin bevriend was geraakt. Kampffmeyer huurde een kamer in de rue Lepic, enkele huizen verder dan Cohen. Na de anarchistenvervolgingen in Parijs vluchtte hij naar Londen, waar hij Cohen steunde.
- 12.
- Na zijn ingenieursstudie te Z?rich emigreerde Domela Nieuwenhuis’ oudste zoon Ferdinand Jacobus naar Perth (Australi?).