[Tirade februari 1971]
Waarom er in Nederland, anders dan in Rusland, geen reactionaire roman is
Karel van het Reve
Wat wij in Nederland missen is de reactionaire roman. Henk komt uit een oppassend gezin. Zijn vader is onderwijzer. Tot een flink stuk op de middelbare school gaat het goed met Henk. Maar zijn ouders zijn geabonneerd op Vrij Nederland en lid van de VPRO. Op school komt Henk in aanraking met drugs. Hij doet een paar keer mee aan relletjes, zit een dag in de cel. Hij gaat om met een aan heroïne verslaafde jongen, die in Albanië een speciale opleiding heeft gevolgd voor saboteur en opruier.
Via Jan Hein Donner (in het boek Jan Geert Bliksem genoemd) maakt hij tijdens het Hoogoven-schaaktoernooi kennis met de Russische journalist Kornej Joerjew (duidelijk te herkennen als Joeri Kornilow, TASS-correspondent in Den Haag.)
Deze weet hem via een paar wodka-avondjes zo ver te krijgen dat hij uit protest tegen de oorlog in Viet-Nam foto’s gaat nemen van de Hembrug. Die foto’s stellen de Russen in staat om met behulp van het schip ‘Poetesjetwennik w prekrasnoje’ (duidelijk te herkennen als de ‘Komsomolets Oezbekistana’) die brug kapot te varen. Een op herrie beluste groep intellectuelen – Jan Blokker, Laurens ten Cate en Marcel van Dam – heeft in de IJ-polder voor mist gezorgd.
Zo komt Henk van kwaad tot erger, tot wanhoop van zijn ouders, die echter zelf schuldig zijn, want zij lezen Vrij Nederland en zijn lid van de VPRO. Maar wanneer Harry Mulisch in de grote zaal van Américain probeert Henks zusje Anne zwanger te maken, vallen Henk langzamerhand de schellen van de ogen, vooral omdat hij ten huize van een oude verzetsheld, vriend van zijn vader, Sal Tas een keer op de TV ziet. Hij aarzelt nog, wil zijn revolutionaire vrienden niet afvallen, maar de ontknoping nadert: tijdens het VPRO-programma Pis-In moet een aantal prominente kunstenaars en intellectuelen onder lei-
ding van Leo Klatser de portretten van prins Bernhard, Dagboekanier en Luns met hun uitwerpselen bevuilen, terwijl Guus Dijkhuizen een obscene dans uitvoert. Op het moment dat Peter Schat zijn broek losknoopt wordt het Henk te veel. In een flits doorziet hij de schandelijkheid van dit alles. Hij slaat Harry Mulisch een bloedneus, redt de drie portretten, en vlak voor Jan Kassies de camera’s uitschakelt en een aflevering van Wat en half Wat op de buis gooit weet hij nog miljoenen verontwaardigde kijkers een hart onder de riem te steken door luide te roepen: ‘Leve het kapitalisme! Weg met Piët Nak!’
Hij doet daarna een uitstekend eindexamen en vervolgens gaat hij bij de mariniers. Kornej Joerjew wordt het land uitgezet. Marcel van Dam komt van de dwalingen zijns weegs terug en krijgt een baantje bij het weekblad Accent, Jan Blokker en Laurens ten Cate worden door iedereen zo veracht dat zij de wijk moeten nemen naar Oost-Duitsland. Het boek heet, zoals u al verwachtte, Foei hoe suffend!
Dit is maar een voorbeeld. Veel varianten zijn mogelijk. Het jammere is alleen dat er in Nederland te weinig reactionaire schrijvers zijn. Er is geloof ik niemand die zo’n boek zou willen of kunnen schrijven. In Rusland bestaan zulke schrijvers wel. U zult zich het verhaal Hier is Moskou herinneren van Joeli Daniel, in het Westen uitgegeven en door de auteur met vijf jaar dwangarbeid betaald. Dat is het verhaal waarin de Moskouse radio opeens meedeelt dat de zoveelste augustus voortaan de dag van het straffeloos doden zal zijn (uitzondering: roofmoord en het doden van geüniformeerde ambtenaren in functie). Iedereen vraagt zich af wat er die dag gaat gebeuren, en de ‘ik’ van het verhaal komt tot de conclusie dat er eigenlijk in Rusland maar één persoon is die hij graag zou willen vermoorden: ‘De schrijver K.’
Alle Russische lezers weten wie Daniel bedoelde: de schrijver Wsewolod Kotsjetow. Deze man, geboren in 1912 en sinds 1944 een trouw partijlid, is een schoolvoorbeeld van een reactionaire, geëngageerde schrijver.
Een van zijn boeken, genaamd Wat wil je nou eigenlijk? verscheen in het uiterst rechtse maandblad ‘Oktjabr’ in 1969 en had een geweldig succes, vooral bij mensen die er anders niet over zouden denken om een nummer van ‘Oktjabr’ te kopen.
De inhoud van dit boek is te ingewikkeld om helemaal na te vertellen.
Een groep slechte lieden wordt door de CIA naar Rusland gestuurd om daar de jeugd te bederven. Sabotage en spionage zijn uit de mode. Om de Sowjet-Unie kapot te krijgen zijn andere middelen vereist: ideologische en morele ondermijning. De Beatles bijvoorbeeld, door Kotsjetow ‘die vier knapen met homosexuele smoelen die nodig naar de kapper moeten’ genoemd.
Een nette Londense uitgeverij wordt ingeschakeld om het troepje saboteurs naar Rusland te krijgen, zogenaamd om een boek over Russische ikonen samen te stellen. Als organisator en reisleider treedt ene Klomberg op, wiens burgerpak ‘de schneidige houding van de SS-officier niet verbergt’. Dan is daar Portia Brown, Ruslandspecialiste en kenner van de Russische letterkunde. Voor haar schijnt Patricia Blake, Ruslandspecialiste van het Amerikaanse weekblad Time portret te hebben gestaan. Zo worden nog meer mensen aangeworven en nauwkeurig geïnstrueerd. Aan het woord is Portia Brown. Met ‘zij’ zijn de bewoners van de Sowjet-Unie bedoeld. ‘Wij’ zijn de Westerse kapitalisten, inzonderheid de CIA:
‘De laatste jaren zijn ze niet slecht gaan verdienen dank zij de inspanningen van hun regering. Ze hebben geld te besteden. Langs alle mogelijke kanalen – onze radio, geïllustreerde uitwisselings-publikaties en vooral de film met zijn taferelen van het leven in de grote wereld – wekken wij in hen de zucht op tot comfort, inkopen, dingen, bezitsvorming. Wij zijn ervan overtuigd, dat ze op die manier de rug zullen toekeren aan maatschappelijke problemen en belangen, en de geest van collectivisme, die hen sterk en onkwetsbaar maakt, zullen verliezen. Ze zullen ontevreden worden met hun loon, ze willen meer hebben en dan gaan ze de weg op van diefstal. Dat is nu al. U hebt hun pers gelezen, en u hebt op de pagina’s van hun kranten de eindeloze klachten over diefstal gelezen.’
In Rusland wordt de ikonen-expeditie uiteraard zeer gastvrij ontvangen. Sommige deelnemers merken tot hun verbazing dat er van het sprookje dat buitenlanders in Rusland op alle mogelijke manieren in hun bewegingen belemmerd worden niets waar is. Zij slagen er in enig ondermijningswerk te doen: Portia Brown bijvoorbeeld geeft ten huize van een Russische intellectueel een strip-tease ten beste, waarvan de apotheose goddank op het laatste moment wordt verhinderd door
een ideologisch waakzame jonge communist.
Veel kwaad doet de expeditie overigens niet. Integendeel: sommige wankele figuren, onder invloed van Westerse drank, boeken en films al bijna bedorven, komen juist door het contact met de kapitalistische boeven tot inkeer. Sterker nog: als de expeditie onverrichterzake huiswaarts keert is een van de boeven ook tot inkeer gekomen.
Het boek is overigens zeer slecht geschreven. Tientallen bladzijden lang heb je het gevoel dat je geen boek leest, maar een beschrijving van een boek. Zelfs als de gedachten van de oud-SS-man Klauberg worden beschreven, drukt hij zich helemaal uit (ideologisch en taalkundig) in het proza van de Prawda, zodat Kotsjetow af en toe zonder het te willen een soort Brecht-effect bereikt.
Het aardigst in zulk soort boeken zijn natuurlijk de tirades tegen de linkse jongens, die in ons geliefde vaderland de jeugd bederven. In Foei, hoe suffend! zou bijvoorbeeld de oud-verzetsman, vriend van Henks vader, erover kunnen klagen dat in literaire bladen, toneel, film, cabaret, televisie, radio er eigenlijk voor fatsoenlijke, vaderlandslievende oppassende Nederlanders geen plaats is. Wie niet bereid is het koningshuis te vertrappen en Soekarno en Castro en Mao te aanbidden, komt eenvoudig niet aan bod. Zelfs de minister-president wordt op de beeldbuis op snierende wijze in de rede gevallen als hij zijn mond durft open te doen! Een tegen ons democratisch bestel gerichte opera Reconstructie wordt nota bene op de planken gebracht met subsidie van de Nederlandse belastingbetaler!
In Wat wil je nou eigenlijk? komen tirades voor van soortgelijke strekking: in de Russische literaire tijdschriften hebben zich critici verschanst, die systematisch alle goede, positieve literatuur afbreken. Er groeit een generatie op die het alleen maar heeft over Mandelstam, Tswetajewa, Pasternak, Babel, Solzjenitsyn – in plaats van over gezonde lectuur als Foermanow, Ostrowksi en Fadejew. We zijn te onbezorgd en te goedgelovig geworden ten aanzien van de mensen aan de andere kant van het ijzeren gordijn. ‘Ons embleem is de vredesduif geworden, met een palmtak in zijn bek. Wie heeft ons die aangesmeerd inplaats van de hamer en sikkel? Die duif komt uit de bijbel, uit de zogenaamde heilige schrift, niet uit het marxisme,’ zegt een van de positieve figuren uit het boek verontrust.
Welvaart leidt tot verderf: ‘wie naar een auto streeft, graaft zijn eigen intellectueel en geestelijk graf. De automobiel verslindt hem met huid en haar. Een autobezitter zoekt voortdurend onderdelen, komt dan terecht bij zwarte handelaars die van alles uit staatsgarages stelen.’
Sommige Nederlandse bioscoopbezoekers zullen zich de Russische film ‘Alledaags fascisme’ herinneren. Die film is samengesteld uit oude nazi-journaals, en die journaalfragmenten zijn zo gekozen – zo vreselijk moeilijk is dat trouwens niet -, dat de sowjetkijker onwillekeurig af en toe getroffen wordt door de overeenkomst tussen de Stalin- en Hitlercultus, de Stalin- en de Hitler propaganda, de Stalin- en de Hitlerterreur. Niettemin heeft deze film, in het kader van de destalinisatie, een prijs gekregen. Dit is niet naar de zin van een van de figuren in het boek. Hij zegt kwaad: ‘Laatst heb ik een documentaire gezien over het fascisme. Je had eens moeten zien hoe dat gedaan was! Heel slim, moet ik zeggen. Zogenaamd over Hitler, maar eigenlijk over ons. De ene scène na de andere. De zaal lachen natuurlijk. De mensen zijn ook niet gek, die snappen dat soort trucs. En de vent die dat filmpje in elkaar geplakt heeft hebben ze nog een prijs gegeven ook!’
Kortom, een lezenswaardig boek. Het is helaas nog niet vertaald. Maar wèl heeft een Engelse uitgever, Prideaux Press, het boek fotografisch herdrukt in zijn serie ‘Russian titles for the specialist’. Menige specialist heeft er een vrolijke avond aan overgehouden.
(Het Parool)