[p. 460]
Sidonie Escher
Gedichten
Dode vader
Het uitgekankerd lichaam –
vermoedelijk als balsahout zo licht –
wordt in de aandoenlijk lelijk gecapitonneerde kist gelegd.
Zo staan we dan; we kunnen afscheid nemen:
De jeugdige blonde verpleegster,
de ondernemer met het vriendelijk geplooid gezicht
dat zo terecht op deernis staat;
z’n maat, die in beter tijden
een pomp bedient of knollen raapt
en wij. Dan is het zogenaamd voorbij.
[p. 461]
Plotseling kon ik dan zo verlangen
naar een les van Blasius;
hij, vergeefs, monotoon mummelend achter z’n toonbank,
de meisjes achterstevoren pratend in hun bank
en een speciale zon,
twinkelend in de buisjes lakmoes
en de ritselende populieren buiten.