Arjen van Lith
Zomertijd
De meeste mensen gaan ‘s zomers op reis, maar ik blijf altijd thuis. Dan komt M. namelijk terug uit Amerika, waar hij werkt aan de universiteit. M. is de liefde van mijn leven. Een ranke wiskundige met grote groene ogen en een dikke kuif kastanjebruin haar. Ergens lijkt hij wel op de jonge Superman uit de serie Smallville, maar dan nóg jonger en veel slimmer. Van juni tot en met augustus is hij terug in Amsterdam omdat het in Texas te heet is en omdat hij mij weer wil vasthouden. En ik hem ook natuurlijk, hoewel het toch altijd even wennen is.
Net als alle grote schrijvers gedij ik het best in een solitaire setting waarin ik volgens een ijzeren werkschema opereer: opstaan rond het middaguur, dan YouTube met een joint tot het avondeten, vervolgens een paar uur broeden op de bank en dan schrijven tot vier uur ‘s morgens. Ik hoef voor dit alles geen applaus, maar dat is toch al gauw een werkweek van 90 uur. Die jarenlange discipline heeft me gebracht tot halverwege mijn debuutroman, dus een beetje respect voor mijn werkwijze vind ik niet te veel gevraagd, ook niet van mijn verkering.
Helaas.
Ik durf er niks van te zeggen want hij betaalt momenteel de hypotheek
Zodra M. op Schiphol is geland, leven we volgens zijn ritme: vroeg op, vroeg naar bed. Ik durf er niks van te zeggen want hij betaalt momenteel de hypotheek, maar eigenlijk is het een grof schandaal: niet hij, maar ik moet zeven tijdzones opschuiven. De hele zomer ga ik gebukt onder een loodzware en bovenal onrechtvaardige jetlag. Van werken komt niets meer terecht. Mijn meest productieve uren breng ik lepeltje-lepeltje door, klemvast en klaarwakker in de armen van M., die tevreden in mijn oor ligt te ronken. In het holst van de ochtend verstoort hij met zijn lokroep mijn remslaap – uitgerekend het stadium van verhoogde hersenactiviteit waar kunstenaars het van moeten hebben – want ‘s morgens heeft hij nu eenmaal meer energie dan ‘s avonds. ‘Hé pretje,’ gromt hij dan, ‘kom eens effe bij me,’ en voordat ik voldoende bij kennis ben om mijn slaapmasker weg te trek-
ken, lig ik als een blind prooidier te spartelen met mijn benen in mijn nek. ‘Lekker gezellig!’ hijgt hij boven me, maar koffie, ho maar. Hoe kan een mens zo werken? Dit is gewoon niet professioneel.
Over twee weken vertrekt M. weer naar Texas. Over twee weken zal ik de nachten weer volschrijven, omdat er dan geen reden meer is om naar bed te gaan. Ik zal pas wakker worden wanneer hij opstaat en me belt, omdat niemand anders me zal wekken. Het zal kouder zijn zonder zijn zwetende lijf tegen me aan, maar op meer dan 8000 kilometer afstand zullen onze levens eindelijk weer synchroon lopen.
Arjen van Lith (1971) is journalist en schrijver. Eerder publiceerde hij het satirische crisishandboek Antirecessiva, een reeks korte verhalen en de dichtbundel Geluk in de ruimte: gedichten door Philips Freespeech 2000™. Momenteel werkt hij aan zijn eerste roman.