Over dit hoofdstuk/artikel

Hans van Straten

over anoniem Halewijn, Lied van Heer


1.
University of Tennessee Press, Knoxville, Tenn.
2.
Op. cit. 27.
3.
English and Scottish Popular Ballads.
4.
Geciteerd in John Meier, Deutsche Volkslieder II, 1939, 96.
5.
De Keltische achtergrond van het lied van Heer Halewijn, De Gids (1946), 70-94.
6.
Het lied van Heer Halewijn. Een psycho-analytisch onderzoek. Ned. Ts. voor Volkskunde XXVII (1922), 165-174.
7.
Jan de Vries, Methodiek en Praktijk van het Onderzoek der Volksoverleveringen (Het Lied van Halewijn), Ned. Ts. voor Volkskunde, XXVII (1922), 12-25 en 67-75; Het Lied van Halewijn (Over het goed gebruik van wetenschappelijke methoden), idem XXVIII (1923), 3-17.
8.
Het Halewijnlied, Wetenschappelijke Tijdingen XVIII (1958), 333-343 en Levende Talen (1958), 446-459. Alle drieregelige strofen worden door hem tot tweeregelige herleid, wat alvast aantoonbaar onjuist is in het geval van de strofe
?
Maer trekt eerst uit uw opperst kleed,
?
want maegdenbloed dat spreit zo breed,
?
zoo ‘t u bespreide het ware my leed,
omdat die, met bijna dezelfde bewoordingen, voorkomt in de liederen van Gert Olbert en Heer Albert, zodat men met zekerheid kan aannemen dat ook de gemeenschappelijke voorloper op dit punt een drieregelige strofe heeft gehad.
9.
Jan de Vries oppert de veronderstelling dat het motief van de opgehangen slachtoffers is ontleend aan de Salman-sage. ?Men mag gerust aannemen, dat verdrinken de eigenlijke manier was, waarop Halewijn zijn slachtoffers van het leven beroofde? (Methodiek, 73).
10.
Op. cit. 320.
11.
In Dr. Tjaard de Haan, Huilen op de Kermis, 1968, no. 24.
12.
Zie Lajos Vargyas, Researches into the Mediaeval History of Folk Ballad, Budapest 1967, 129-157. Aldaar ook een kaart van Europa met de verspreiding van het tafereel onder de boom, waarbij echter voor Nederland uitsluitend foutieve tekens zijn aangebracht.
13.
Naar de versie opgenomen in John A. and Alan Lomax, Folk Song USA, 1966 (1947).
14.
Erk und B?hme, Deutsche Liederhort, 1893.
15.
T.a.p.
16.
Op. cit. 60.
17.
Tot in de negentiende eeuw werden terechtstellingen in Nederland opgeluisterd met schranspartijen van de heren rechters.
18.
Methodiek, 74.
19.
?Das Weib mit dem Penis?, zie Otto Rank, Das Inzest-Motiv in Dichtung und Sage, 1912, 267 ev.
20.
De Nederlandstalige balladen zeggen dit niet letterlijk, maar het moet uit de situatie worden opgemaakt. Wel letterlijk in het lied van Gert Olbert.
21.
H.R. Hays, The Dangerous Sex. The Myth of Feminine Evil, 1966 (1964).
22.
Over Lilith: A.M. Killen, La L?gende de Lilith, Revue de la Litt. Compar?e, XII (1932), 277-311.
23.
Zie het gelijknamige hoofdstuk in Mario Praz, The Romantic Agony, 1933, met tal van andere voorbeelden.
24
Hays, op. cit. 92 ev
25.
Zie Karl Abraham, Die Spinne als Traumsymbol, in zijn Psychoanalytische Studien zus Charakterbildung (I), 1969, 245 ev., alwaar ook een tekening door een pati?nt van een behaarde spin, waarin zich een vagina met penis laat herkennen.
26.
Zie Gruppe, Handbuch der griechischen Mythologie, 552 ev.
27.
In de prostitutie is deze ?betaling? cynischerwijze vervangen door een symbolisch geldbedrag. Of angst en dood daarmee inderdaad zijn afgekocht, staat van geval tot geval te bezien.
28.
En uit het vrouwenlied heeft zich ook nog een kinderspel ontwikkeld. Wie meisjes op straat wel eens ?Klein Anna? heeft zien en horen spelen, zal wel nooit gedacht hebben dat hij met een variant van Heer Halewijn te doen had.
29.
In John Meier, op. cit. no. 9.
30.
Grundtvig, Danmarks gamle Polkeviser 1883, no. 184.