Reizen in Turkije voordat Corona toesloeg

In de maanden mei-juni van vorig jaar brachten mijn vrouw en ik vijf weken door in Turkije, deels met familiebezoek (mijn moeder, zus en broer) en deels met reizen. Ik ben het aantal keren vergeten dat we gedurende ons samenzijn van bijna veertig jaar in Turkije zijn geweest. Maar elke keer is het een combinatie geweest van familiebezoek en op reis gaan.

De verloving van mijn zus, begin jaren tachtig in Istanbul, hebben we vooraf laten gaan door een lange reis naar het zuidoosten van het land. De nieuwsgierigheid naar mijn schoolvrienden heeft me gedreven naar het zuidwesten van het land, waar ik de middelbare school heb afgemaakt. Weerzien met mijn moeder hebben we vaak gecombineerd met een vakantie aan zee in haar zomerappartement.

Bij elk bezoek in Turkije voel ik me een zoon die terugkeert naar zijn oude nest en tegelijk een onnozele, argeloze toerist. Het is alsof ik door twee brillen naar het land kijk waar ik geboren ben en negentien jaar gewoond heb tot ik in 1977 mijn heil kwam zoeken in Nederland, waar ik nog steeds woon.

Twee brillen dragen in plaats van een heeft een aantal voordelen: het verruimt je blik, boort nieuwe interesses aan, biedt een tweede invalshoek en draagt aanzienlijk bij aan het reisgenot.

Het geeft tevens spanning omdat een stem in me voortdurend zegt dat ik niet onbeperkt de argeloze toerist kan uithangen. Ik weet wat hoort en niet hoort; zaken die men een toerist niet kwalijk zou nemen kunnen mij zwaarder aangerekend worden. Bovendien, braaf als ik ben, wil ik niet dat men denkt dat ik mijn roots ontrouw ben geworden. Daar komt bij dat men door het Europese uiterlijk van mijn vrouw aan me ziet dat ik een Almancı (letterlijk: Duitslandganger, een verzamelnaam uit de jaren zeventig voor de Turkse gastarbeiders die in Europa werkten) ben. Dat wil ik liever niet omdat dan de kans aanwezig is dat ik, bijvoorbeeld door een taxichauffeur, afgezet word.

De tientallen jaren die ik achter me heb liggen hebben mij rust en vrede met mezelf gebracht. Sinds een aantal jaren ervaar ik minder spanning. Ik vind het minder erg als ik toch afgezet word en ik maal minder om wat men van me vindt. Dat was vorig jaar ook het geval.

Wij begonnen in Izmir, waar mijn moeder woonde (ze is twee maanden na onze vakantie overleden). Daarvandaan namen we de bus naar het 950 kilometer zuidoostelijk gelegen Mersin, waar mijn zus woont. We zijn daar acht dagen gebleven en hebben met haar en haar man Antakya (Antiochië) bezocht, de eerste stad waar het Christendom voet aan de grond in Anatolië kreeg. Konya, de hoofdstad van de Seldjoekdynastie in de 13e eeuw, was onze volgende bestemming waar we twee dagen doorbrachten. Onze reis eindigde in het zomerappartement van mijn moeder.

De keuze voor deze steden werd deels ingegeven door mijn nieuwsgierigheid naar de historische wortels van het land tijdens de Romeinse, Byzantijnse en de Turkse periode. Turkije mag sinds een millennium het vaderland van Turken zijn, haar geschiedenis gaat veel verder terug in de tijd. Dat gaat mij net zoveel ter harte als de recente geschiedenis.

Corona heeft dit jaar een stokje gestoken voor onze vakantieplannen maar heeft mij ook de tijd gegeven om de aantekeningen van deze reis uit te werken. In de nu wekelijks op zaterdag verschijnende blogs breng ik verslag uit van de steden die we hebben bezocht, te beginnen met Izmir.

Foto van Kerim Göçmen
Kerim Göçmen

Kerim Göçmen werd in 1957 geboren in Izmit, een stad ten oosten van Istanbul. Hij bracht zijn jeugd door in diverse plaatsen in Turkije, waar zijn vader het ambt van rechter uitoefende. In 1974 begon hij met de studie werktuigbouwkunde in Ankara. Drie jaar later kwam hij op uitnodiging van zijn tante naar Nederland. Hij veranderde van studie en koos voor politicologie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam.  Het geheim van de kromme neuzen was zijn debuut, daarna verschenen Rode kornoeljes en Kroniek van mijn schoolvakanties.