Schleppen

Sinds de kittens bij ons in huis zijn hebben ze niet veel hoeven lopen. Vrijwel altijd zie je een van de kinderen ermee; Mus en Mary liggen dan als stola over schouders, ondersteboven in armen, worden gedragen in dozen of tassen, en soms door de woonkamer geparadeerd op de kantoorstoel waarop ze in slaap gevallen zijn.

Omdat het daarvoor de tijd was, werden ze vorige week gesteriliseerd. Nadim had graag nog ooit een nestje van één van de Ragdolls gehad, maar ik heb mijn poot stijf gehouden en gezegd dat we onze schare huisdieren juist gaan afbouwen, en dat de domheid van deze exemplaren beter niet kan worden overgedragen op volgende generaties. Ik schat Mus als dommer in dan Mary, en kan dat onderbouwen.

De kittens moeten ‘s nachts in de woonkamer blijven omdat er bij hen nog verwarring bestaat over wat wel en niet een kattenbak is, en we houden daarom de glazen deuren aan het einde van de gang gesloten.

Elke avond als de lichten uitgaan zit de een achter de linker en de ander achter de rechterdeur. Op welk punt in de nacht je ook uit je nest komt om te piesen: ze zijn er, precies zoals je ze hebt achtergelaten, het enige merkbare verschil misschien iets wijdere pupillen. Twee gipsen uiltjes.

Als ik ‘s ochtends naar de de keuken ga om ontbijt voor mijn gezin te maken, zitten ze er nog steeds. Strikt genomen weet je dat niet zeker, en zou je ook alweer kunnen zeggen, maar bij mij groeit de overtuiging dat ze op een of andere manier ‘uit’ gaan als ik de lampen uitdoe, en pas weer worden geactiveerd door daglicht en reuring.

Als ik de deur van Mary open, richt ze zich op en maakt trage pasjes achterwaarts totdat haar deur wordt vastgezet. Daarna is het de beurt van Mus, die op haar plek gebleven is. Voorzichtig duw ik ook die deur open, waarbij ze zich opricht, maar blijft zitten en steeds verder achterover neigt totdat ze valt, op haar rug blijft liggen en als een tochtkussen over de vloer geschoven wordt.

Daarnaast is er de manier waarop Mus drinkt: langdurig en gehaast, alsof het starten van een handeling wél werkt, maar het weer staken ervan nooit helemaal heeft willen lukken. Met ademen en eten gaat alles gelukkig wel vanzelf.

Als er waarheid schuilt in het idee dat iedereen die in je leven komt er om een reden is en dat we van anderen iets te leren hebben, dan leerde ik van onze kittens dit: hoe begrensder het intellect, hoe groter de ontspanning. It pays to be dumb. Noem het ziektewinst.

Ik geloof dat neurotiek gekoppeld is aan intelligentie. Allerhande omgevingsverbonden problematiek daargelaten en zuiver Darwinistisch bekeken zal het dier dat zich meer drukmaakt over het verloop der dingen zijn gedrag sneller aanpassen en dus meer kans op overleven hebben, meer kans om zich voort te planten.

Wat de wereld daarbij verloren heeft is kwaliteit van leven. Die moeten we dan weer opkrikken door meer in het moment te zijn, te werken vanuit het tweede brein in onze buik, beter te ademen of te vertrouwen op god. Dat laatste kan ook nog misgaan.

Een vriend van me woont tegenover een moskee, en als ik bij hem ben wanneer er een gebed afloopt, kijken we vaak samen naar al die bruine mannen, grauwe mannen, mannen met en zonder baard, in chique djellaba, werkkleding of joggingpak. Nooit wordt er gelachen.

‘Kijk,’ zegt mijn vriend dan. ‘Het werkt niet.’

Ik heb dit ook bij kerken waargenomen, dus van een andere godheid hoeven we geen oplossing te verwachten.

Je kunt ook dommer worden, is wat ik hier maar zeggen wil.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.