Tussen Mona en de Horizon

Ahoy Pan!

We varen niet meer in de windschaduw van de Dominicaanse Republiek. Na het opschrijven van mijn nachtorders, besloot ik gisterenavond te gaan slapen en merkte even later vanuit mijn kapiteinshut dat ze de kaap van Isla Saona vrij hadden gevaren. De deining en daarmee de beweging van het schip veranderde van het ene op het andere moment. De afgelopen dagen stond er een noordenwind en de golven rolden nog steeds vanaf de oceaan door de Mona Passage naar het zuiden.

De Mona Passage, voordat ik zee koos zocht ik informatie op in de oude pilot boeken:  The stretch of sea between the islands is one of the most difficult passages in the Caribbean. It is fraught with variable tidal currents created by the large islands on either side of it, and by reefs and sand banks that extend out for many miles from both coasts. ‘Good luck, my captain’, dacht ik nog. De Mona Passage, zelfs Columbus gebruikte met zijn schepen deze doorgang al om vanuit de Caribische Zee naar de Atlantische oceaan te ontsnappen. Het moest voor ons dus ook mogelijk zijn om de oceaan te bereiken via deze zee-engte.

Vannacht rond middernacht tijdens de wachtwissel zijn we met all hands overstag gegaan. Nadat alle dertien zeilen weer aan de wind waren gezet, konden we met de noordoosterwind die we hadden een koers houden van 340 graden over de grond. Toen ik de koerslijn met potlood in de zeekaart zette, zag ik dat deze hoogte niet genoeg was om de Dominicaanse Republiek, dat nu onze lage wal was, vrij te varen. Wel konden we nu tot de vroege ochtend deze koers aanhouden en zo midden in de Mona Passage raken.

Vanochtend werd ik wakker, kwam aan dek en zag aan stuurboord in de verte het eilandje Mona, dat buiten de vuurtorenwachter op zijn witte toren, alleen bevolkt wordt door vogels en een gigantische groep zeeschildpadden. Waarschijnlijk heeft Columbus tijdens zijn tweede ontdekkingsreis, Mona haar naam gegeven. Het is een klein kaal eiland met witte rotsen aan de noordkant, waar de oceaandeining al eeuwen tegenaan beukt. Aan bakboord zag ik de Dominicaanse Republiek als een streep land in de verte waar ik ver weg van wilde blijven. De wind stond er recht naar toe en ik wilde daar niet op de reefs voor de kust eindigen. Zeemanswijsheden als ‘blijf weg van de lage wal‘ gelden voor ons, zeilschip zonder motor zeker.

De deining nam naarmate de dag verstreek nog meer toe. Omdat het zeewater daar vanaf de kilometers diepe oceaan naar een relatieve ondiepte van 400 meter onder de kiel wordt gestuwd, ontstaat een ongelofelijk onrustige golfslag. Ondertussen werden we omringd door squalls, dus moesten we steeds zeil wisselen. Bovenbrammen en bovenstagzeilen moesten naar beneden gehaald net voor zo’n donderwolk waaronder meestal wind zat, maar moesten weer gezet als de wind daarna weer inzakte. Als we met minder wind te weinig zeil hebben staan, houden we onze hoogte niet. Iedereen was zo hard bezig in de gezamenlijke strijd tegen de lage wal en het weer, dat de meesten hun zeeziekte vergaten.

Angstvallig houd ik bij of er ook andere ziektesymptomen te zien zijn aan dek. Als dat zo is, zijn we verloren. Mocht het virus hier nu aan boord zijn, dan weet ik niet goed wat te doen: de oceaan op zeilen is dan geen optie meer, ik moet dan terug de Carib in. Maar welk eiland zal een ziek schip zonder motor in haar haven toelaten?  Beelden van weken onder gele vlag in quarantaine in een afgesloten haven, spoken door mijn hoofd. En de angst dat ik daardoor te laat aankom in Nederland voor de bevalling. Zinloos piekeren of kansberekeningen? Tot nu toe is er niemand met keelpijn of koorts en wellicht varen wij straks op de oceaan, en zijn daarmee de meest veilige plek op de wereld.  

Vier jaar geleden voeren wij hier samen op ditzelfde schip. Ik weet nog dat de vaten toen gingen rollen, omdat ze niet goed gezeevast waren. In de eerste oceaan deining hoorden we ineens bonken en gekraak vanuit het ruim en hebben we uren gewerkt om alles in de hitte alsnog vast te zetten. Dat is nu niet aan de hand, de vaten liggen muurvast onder tonnen zeventig kilo zakken cacao en koffie.

Toen we een aan paar weken geleden in Greneda lagen, bouwde ik verder aan het kinderwiegje. Oude houten planken van een rumvat, spoelhout bij elkaar gejut van verschillende stranden op verschillende eilanden en stukken tuigage van ons eigen schip spijkerde en schroefde ik tot een klein bootje dat er steeds vreemder uit ging zien. Onze bootsman vond het een verademing om naar te kijken, hij zei: ‘Ik wou dat ik nog zo kon knutselen, zo zonder plan, maar dat kan ik met mijn kennis echt niet meer’. Daardoor moest ik denken aan wat oude Wanda thuis in Zeeland zei, toen hij onze net tot thuis verbouwde bus voor het eerst zag: ‘Ik zie het al, niet gehinderd door enige kennis’. Wij waren daar wel trots op: Zo was het maar net, soms is het goed kind te blijven. Als ik weer thuis ben en we ons kind krijgen, hoop ik mijn jeugd weer helemaal opnieuw te beleven. De totale verwondering voor alle dingen die dan weer nieuw zijn. Dat moet op ons geboorte kaartje komen te staan: ‘Erf de ogen van je kind, kijk er door’*

Tegen de middag nam de wind steeds meer toe en voeren we weer oostwaarts net boven Mona langs. Tussen de donderwolken zagen we daar een klein jachtje varen en via de marifoon riepen we het op. Het was een solozeiler, vertrokken vanuit Mallorca bijna vier weken geleden. Hij vertelde dat hij via Cuba naar Panama wilde varen, maar alles rustig aan. Dit was zijn wereldreis waar hij jaren naar toe had gewerkt. Daarna vroeg hij waar wij heen voeren. Ik vertelde dat ons doel vooralsnog Horta op de Azoren was. Aan de andere kant van de marifoon hoorden we gelach: hij wenste ons succes, maar gaf ons niet veel kans: de Azoren zaten dicht net zoals heel Europa binnenkort. Waarom we niet hier bleven? Ik vertelde hem dat we geen mooiweerzeilers waren, maar vracht naar huis moesten brengen. ‘Fairwinds!’ was het laatste wat we hem hoorden zeggen en onder de dreigende wolken verdween zijn zeiltje tussen Mona en de horizon.

Even later hoorden we het geluid van een gigantische helikopter van de USA Coastguards vanaf de kust van Puerto Rico naar ons toe komen. Hij vloog rond ons heen, zo dichtbij dat we het wiekeffect in de zeilen voelden. Op de radio hoorden we niks en ze hielden vanachter hun raampjes ook geen nummer op voor het radiokanaal waar we naar toe moesten switchen. We konden de gezichtsuitdrukking van de piloot zien, zo dichtbij zaten ze. Hij had een stoer maar vragend gezicht, zoals de helikopterpiloten in Hollywoodfilms hebben.

Misschien vroeg hij zich af onder wat voor vlag we voeren. We hadden onze normale landsvlaggen naar beneden gehaald, omdat die op de oceaan altijd kapot woeien en voeren nu onder een vlag van de stad Den Helder. Ik denk niet dat dat verheldering over deze vreemd uitziende brigantijn gaf, daar in de cockpit. Na drie rondjes rond ons schip vlogen ze weer weg richting Puerto Rico. Zou dit het laatste menselijke contact tussen ons en de wereld zijn geweest ? Voor deze lange oceaanoversteek begon?

We besluiten maar weer overstag te gaan. Zoals het er nu uit ziet, varen we kaap Punta Cana op de Dominicaanse Republiek vrij en zijn daarmee echt los. Zeven jaar eerder voer ik hier ook met hetzelfde schip, toen nog als tweede stuurman. Bijna emotioneel keek ik toen om, zag dat typisch felle Caribische licht nog eenmaal en vroeg me af wanneer ik weer zou terugkeren. Nu wil ik niet om kijken en volgende winter terugkomen. Ik wil naar huis, na zeven winters in verre oorden is het goed om weer alle seizoenen in Zeeland mee te maken. Om in plaats van de nachtwachten ’s nachts wakker te worden voor het voeden van ons kind en de houtkachel eens goed op te stoken voordat die uit gaat. We varen nu bijna noordwaarts hoog aan de wind. Binnen een paar dagen zal het klimaat veranderen. Weg uit de tropische warmte, terug in de Noord-Atlantische lente, waar jij je bevindt. 

*Tekstregel uit  ‘Kom terug’ van Erik de Jong alias Spinvis

Foto van Wiebe Radstake
Wiebe Radstake

Wiebe Radstake groeide op tussen de boeken van zijn ouders in tweedehands boekwinkel Boven het Dal te Zierikzee. Hij is zeekapitein op zeilschepen rond de wereld. Naast de zeezwerftochten die hij maakt, haalt hij zijn inspiratie uit het dwalen door de steden en het struinen over stranden. Hij werkt aan een brieven/reis boek met de titel Thuisvaarder/Thuisvader. De logs van Tirade zijn korte stukken uit Thuisvaarder.  Het gaat over Wiebe als jonge kapitein van een groot zeilschip zonder motor op weg van de Dominicaanse Republiek naar Amsterdam in tijden van Corona. Het tweede deel (Thuisvader) gaat over het krijgen van een kind en het als zeeman op de wal leven.