Plaatstaal, klinknagels,
wateroppervlak, eendvolk, beton,
baksteen, lucht, bomen, ik.
Onder de spoorbrug waar
ik ’s ochtends fiets staat
soms een man met zijn palet.
Om zijn nek een touw draagt hij
zodat hij het bord voor zijn
borst als een te dragen
ezel aan kan. Zijn manier
van kijken tekent hem, gulzig is hij.
Drinkt wat hij ziet met intens
genoegen en grijze kijkers in, hongert
naar beeld, laaft zich aan zijn
ogen. Wil wat hij aanschouwt
op zijn canvas, maar kijkt
meer dan dat hij schildert.
Verf wacht, soms heel lang.
Al hij sterft sterft hij, ziet dan
in een flits hij ziet plaatstaal, nagels,
water, beton, eendvolk,
stenen, lucht, bomen.