Zwichten de varensmannen

Gezwicht ben ik, wist je dat wij varensmannen, de taal van de molenaars verstaan? Het is dan wel een andere taal, een landtaal maar de molenaars leven nu eenmaal ook van de wind. Met veel wind reven ze net als wij maar het minderen van de zeilen heet bij hen zwichten. Wat ik qua taal eigenlijk nog veel mooier vind. Nu ben ik dan aan het zwichten, het seizoen zit er op, de schepen zijn thuis en ik sta niet meer in weer en wind, maar zit in de roef, schrijf het allemaal op.

Toen we een groep molenaars aan boord hadden aan het begin van het jaar keek ik eens goed naar de verweerde koppen en kwam er achter dat ze niet zoals zeelui de zee in hun ogen hadden maar bij elke windvlaag keken ze wel op naar boven. Ze hadden net als schippers een bepaalde automatische reactie bij elke windvlaag, ze wisten net als wij dat je de wind van nu moet gebruiken, moet reageren en improviseren. Ze figureerde net als wij in het theaterstuk van de wind.

En nu ben ik gezwicht, nog niet opgedoekt maar gezwicht, kijk nog wel omhoog bij windvlagen maar zit bij de houtkachel, wacht op de volgende trektocht die komen gaat. Ons oude schip heeft het aardig gehouden van de zomer. Bij de vuurtoren van Workum waar we verwaaid lagen van de zomer kwamen we de oude schipper Cees tegen. Hij sprak in de avond bij een olielamp: je moet je aan het eind van elk seizoen afvragen ‘is het schip goed voor mij geweest? Dat is heel belangrijk dat je dat blijft doen’. Hij had een handje stro boven in de mast geknoopt: schipperstaal voor ‘mijn schip staat te koop’. Zo ver was het voor mij nog lang niet. Er zouden nog heel wat seizoenen volgen maar het was wel de laatste zeiltocht van het seizoen.

We voeren van Zierikzee naar Middelburg. Na op de fok vanaf de Zeelandbrug door het Engels Vaarwater over de Schelde te zijn gestoven, draaiden we de zandkreek op. Over de marifoon wensten we de post een goede winter en keken nog eenmaal om over de Schelde. Een winters strijklicht scheen over de platen die met de vloed nu snel onder zouden lopen. Het Veerse Meer was leeg. De grasdrogerij bij Kortgene spuwde haar rook uit, met de Noorderwind kwam de zoete weeïge geur over het water aanwaaien, net toen we de hoek van Wolphaartsdijk om voeren. Hoog aan de wind kruisten we langs de Middelplaten. We noemde dit altijd de eilandjes van Ruben. Veel was er niet, ze hadden de dixi’s al weggehaald. De eilandjes waren leeg nu net als de kleine vluchthaven van Geersdijk. Op de dijk in de najaarszon fietsten twee bejaarden en in het zuiden zagen we de industrietorens van het Sloegebied, die wereld draaide nog wel door. Wat verder in het Noordwesten zagen we nu de toren van Veere boven de oude zeedijk uitsteken. Vogels vlogen op boven de oude slikken en aan het geluid van de ganzen kon je horen dat ze binnenkort weer zouden trekken, het was onrustiger dan normaal.  Op een oude tonnenlegger waren ze bezig de kleine tonnetjes weg te halen voor de winter. Op de kraan hadden ze de radio aan staan, we zeilden vlak langs. Twee mannen in overall staken hun hand op terwijl de derde verder ging met het afspuiten van de tonnen. Verder geen andere schepen. In de hoek van Oranjeplaat lieten we de zeilen zakken en motorden het laatste stuk naar de Veerse Sluis. Ook hier waren ze er in geslaagd wanstaltige villa’s aan het water neer te zetten. Ook hier waren al de gordijnen dicht. Net voor Veere draaiden we het kanaal van Walcheren op. ‘Alweer een dag meester, ja mijnheer al weer een’. Toen we de kleine sluis uit kwamen zagen we al snel de torens van Middelburg. Koeien liepen nog op de lage dijkjes en op het jaagpad liep een vrouw met hond met ons op. Ik zag nu de mast van ons andere schip, legde de trossen klaar. Eenmaal de hoek om zag ik de rook uit de schoorsteen komen in een verder lege haven. Het schip was goed voor me geweest besloot ik.  

Foto van Wiebe Radstake
Wiebe Radstake

Wiebe Radstake groeide op tussen de boeken van zijn ouders in tweedehands boekwinkel Boven het Dal te Zierikzee. Hij is zeekapitein op zeilschepen rond de wereld. Naast de zeezwerftochten die hij maakt, haalt hij zijn inspiratie uit het dwalen door de steden en het struinen over stranden. Hij werkt aan een brieven/reis boek met de titel Thuisvaarder/Thuisvader. De logs van Tirade zijn korte stukken uit Thuisvaarder.  Momenteel is Wiebe onderweg vanuit Europa met een driemaster richting Suriname en de Caribbean. Als hij niet aan boord is op dwarsgetuigde zeeschepen woont hij op een zeeuwse klipper in Middelburg samen met vrouw en twee kinderen.