[p. 363]
Bas-empire
Tussen de voetval van slaven en het behagen
van de satrapen, neerbuigend en buigend
allang het spoor bijster,
beplakt met nieuwtjes, door sprekende beelden
verblind en verstomd,
zeg ik een zin, zin van het zinloze,
verleden, geef mij een teken.
Gelukkig is er een man die nog wel geen gids is,
maar toch een gids heeft geschreven
voor dit labyrinth. Ik grijp zijn handboek
en sla op onder Thales: ‘hij immers leerde
dat water de oerstof is, water waaruit
alles voortkomt’.
Vriendin, ik die uit angst dat mijn vijand
mij als zijn vijand ontdekt,
mijn leven verdoe in berekening van
een voordeel dat mij bevuilt,
verlang naar liefde en haat, maar zij blijven verborgen
en ingewikkeld, mummies in het graf
van mijn gedachten, wachtend
op water.
J.A. Emmens