Benelibel
door C. Bittremieux
Na de eenheid van vorm en inhoud, is nu ook de eenheid van Noord en Zuid in het Woordenboek der Gemeenplaatsen opgenomen. Zij behoort tot de officiële leerstellingen, die dus door overheidspersonen en wie hun behagen willen, ongestraft mogen en bij voorkeur moeten worden aangehangen. Zij wordt en zal, volgens de berichten, steeds nadrukkelijker worden gehuldigd in tentoonstellingen en prijsuitreikingen, in bloemlezingen en literatuuroverzichten (voor lager, middelbaar en zelfs hoger onderwijs), door semi-officiële uitgevers en halfambtelijke samenstellers, met opdrachten en lintjes, in commissies en conferenties, in officieuze dagbladen en niet het minst in tiraden. Het is definitief gebeurd. Aanvankelijk verre geliefde van min of meer zachte dromers, zoete dulcinea van min of meer gevaarlijke donquichotes, heeft de literaire Eenheid van Noord en Zuid niet meer dan tien jaren Belgisch-Nederlands cultureel akkoord nodig gehad om zich als eerste courtisane in de min of meer ambtelijke harem te installeren.
Zij wordt op de voet (of zo men wil achter de hand) gevolgd door de Eenheid in de Verscheidenheid, dezelfde die bij de Belgisch-Nederlandse spellingovereenkomst haar onmisbaarheid zo schitterend heeft bewezen.
De resultaten van deze officiële erkenning zijn velerlei. Zo heeft men kunnen zien hoe Vlamingen, die de stuipen op het lijf plachten te krijgen als zij een Hollander aan de kim zagen opdagen, en Nederlanders die voor ‘die Belgen’ de neus plachten op te halen, zich in gemengde vergaderingen volmaakt wisten te beheersen. Achteraf, bij een borrel en zo, kregen zij het wel eens aan de stok, maar alle begin is moeilijk en het lijdt geen twijfel dat Vlaamse schrijvers en Nederlandse auteurs geleidelijk, ‘van jaar tot jaar, van boek tot boek’, zullen leren hoe zij elkaar, ook in de late uren, snikkend van eenheid aan het hart moeten drukken.
Tussen haakjes, de eenheid in de verscheidenheid maakt het alsnog noodzakelijk, dat een zeker onderscheid tussen letterkundigen van Nederlandse en van Belgische nationaliteit wordt gemaakt. Daarom noemden we zoëven de Vlamingen, schrijvers, de Nederlanders, auteurs. Het is primitief, maar praktisch, en we zouden het graag officieel erkend zien. Lieden als de heer Greshoff, van wie tegenkanting tegen het gebruik van het bastaardwoord ‘auteur’ mag worden verwacht, kunnen van hoger hand worden aangemaand er zich in het algemeen belang bij neer te leggen.
Behalve wat al is verwezenlijkt, valt er intussen nog allerlei te bedenken om de eenheid – niet tot stand te brengen, want zij is er – maar om ze vruchten te doen opleveren. Is het bijvoorbeeld niet mogelijk, dat in beide landen maatregelen worden genomen voor het ruilen van letterkundige produkten? Waarom zou met boeken niet kunnen worden gedaan, wat met tomaten kan? Zo zou Nederand litteraire essays, ter plaatse onverkoopbaar, in overvloed naar België kunnen exporteren, en in ruil daarvoor Vlaamse gedichten invoeren, waar België te veel van heeft. Het spreekt vanzelf dat de cultuur van deze produkten aan beide zijden van overheidswege moet worden gestimuleerd.
We doen maar een greep uit de vele mogelijkheden. Maar het meest spoedeisende lijkt ons, dat voor het geval een naam wordt gevonden. Een naam doet zoveel. Een bruikbare, voor treffende afkorting vatbare naam, die bovendien èn het wezen der zaak uitdrukt, dus duidelijk zegt waar het op staat, èn ook het bijkomstige recht doet, dat is: onmiddellijk aan literatuur doet denken. BELgisch-NEderlandse KULtuurgemeenschap is voor krachtige afkorting vatbaar, maar geeft het wezen der zaak slechts benaderend weer en klinkt ook niet zeer letterkundig. Aan al deze eisen voldoet de benaming BELgisch-NEderlandse LItteraire BELangengemeenschap. Het lijkt wat vreemd op het eerste gezicht, maar men went er wel aan.
Laat de POST uw TIRADE thuis bezorgen!