[p. 505]
Charl-Pierre Naudé
Alter ego
Die trappe na die solder kan my nou nog verruk.
Waar rakke raaisels uit kindsdae span en die smal,
helder luik aan die ver ent se guillotine soms val
dat vere uit die skemer sak, en die skrik
al’s ‘n oomblik laat skarrel, het ek weer
gestaan: geboë. Ou deure waardeur niemand stap
en verroeste rame wat nie sluit of klap nie
het eenkant gelê, kettings, reistasse wat verweer
in die geheue. Van nêrens het ‘n bries gepluk
deur ‘n jeugboek. By ‘n vuurhoutjie se flenterlig
staar ‘n skadu-gesig, vol skynroet, armoedig
na my terug uit ‘n óú spieël, halfvergete.
‘Die solder spook,’ het Ma gesê. Ek moes so terugkeer
na onder, ‘n half-swarte, vanuit die gewete.
[p. 506]
Alter ego
De trap naar de zolder blijft spannend vind ik
kindertijdraadsels in spinrag verfijnd
een luik, guillotine, aan het uiterste eind
schemer vol veren, geweldige schrik
als het neerknalt. Eén en al dwarrel. Ik buk.
Een deur waar niemand doorheen stapt,
roestig raam dat open – noch dichtklapt,
rollen touw en een koffer die stuk
is herinnerd. Uit het nergens bladert
de wind door een prentenboek. Zwartgeblakerd
de spiegel met schaduwgezicht dat me aanstaart
bij luciferslicht. ‘Kom terug
het spookt daar’, zei moeder. Dus
ik weer omlaag, halfzwart, niet onschuldig.
Vertaling: Judith Herzberg
[p. 507]
Ander ik
De trap naar de zolder is spannend gebleven.
Daar houdt spinrag raadsels van vroeger vast.
Een guillotine het luik achterin, met een smak
slaat het dicht, door de schemer zweeft pluis en schrik
doet alles een tel bewegen. Zie me gebukt staan.
Oude deuren waar niemand doorheen zal stappen.
en verroeste ramen die nooit zullen sluiten
liggen opzij bij kettingen en koffers die vergaan
in het geheugen. Nergens vandaan bladert
een windvlaag in een kinderboek. Bij luciferlicht
staart uit zwart spiegelglas een zwartig gezicht
mij zielig aan, al bijna vergeten.
‘Het spookt op zolder’, zei ma. Ik moest
naar beneden, een kleurling, terug uit mijn geweten.
Vertaling: Ed Leeflang