Over het gehele werk

over Domenico Scarlatti


Over dit hoofdstuk/artikel

H.F. Cohen


1.
M.F. Bukofzer, Music in the Baroque Era. New York (Norton), 1947, p. 236. D.J. Grout, A History of Western Music. New York (Norton), 1973 (second edition), p. 456.
2.
Meer over deze kant van de zaak heb ik geschreven in een artikel ?Over de uitvoering van oude muziek? in Hollands Maandblad 365 van april 1978, p. 31-35. Daarin wordt nog een aantal argumenten ten gunste van de ?authentieke? beweging aangevoerd die in dit stuk onvermeld blijven.
3.
Q. van Blankenburg, Elementa musica. Den Haag, 1739, p. 114 en 116.
4.
Zie het in 1940 uitgekomen 20e deel van Huygens’ Oeuvres Compl?tes, p. 73. De kwesties die hieraan vastzitten heb ik veel uitgebreider behandeld in mijn boek Quantifying Music. The Science of Music at the First Stage of the Scientific Revolution, 1580-1650. Dordrecht (Reidel), 1984; in het bijzonder ch. 6.
5.
In werkelijkheid heeft Stevin nooit een gelijkzwevende stemming verdedigd, zoals ik heb aangegeven in ch. 2 van het in de vorige noot vermelde boek, en uitvoeriger heb betoogd in een nog ongepubliceerd artikel ?Simon Stevin’s Equal Division of the Octave?.
6.
Deze frase is ontleend aan een verrukkelijke tirade van Hans Brandts Buys in zijn Bach-biografie, die culmineert in de zin: ?Een vleugel is geen verbeterd clavecimbel, een dwarsfluit geen verbeterde blokfluit, een violoncello geen verbeterde gamba, een grote bezetting geen verbeterde kleine.? (p. 258 in de 3e druk van 1966).
7.
In de gelijkzwevende stemming verschillen de grote en kleine terts 100,0 cents, in de middentoonstemming maar 70,7 cents. W. Dupont, Geschichte der musikalischen Temperatur. N?rdlingen, 1935, p. 83/84, heeft als eerste op dit verband gewezen.
8.
Zie over Descartes als muziektheoreticus D.P. Walker, Studies in Musical Science in the Late Renaissance. London/Leiden (The Warburg Institute/Brill), 1978, p. 101-105; en het hierboven in noot 4 vermelde boek; het citaat uit de brief aan Mersenne van 18-12-1629 is daar te vinden in noot 171 van ch. 4.
9.
De andere betrekkelijk recente ontwikkeling in de oude-muziekbeweging, nl. het herinterpreteren van werken uit de Klassieke periode, niet als voorlopers van de Romantiek maar als manifestaties van een ten opzichte van de late Barok vernieuwde stijl, moet ik hier terzijde laten, onder aanhaling van wat eens moet zijn gezegd over Dolmetsch, de grote 20e-eeuwse pionier van de klavecimbelreconstructie: ?Als hij zo doorgaat met steeds betere klavecimbels te bouwen, vindt hij op een dag nog eens de piano uit.?