[p. 435]
Lucebert
terreur
eindelijk de lege weg
de eindeloze lege weg
de lege stenen de duizend en een
witte treden de gespleten stenen
de hele lange lege witte weg
de zeer stenen weg de zeer
gespleten stenen de eindeloze
looppas het glas de stenen de witte
pas gedolven benen van de voorbojgangers
vlak achter het struikgewas
niets dat opvalt achter de heuvels
worden deserteurs neergeknald
een generaal laat een wind
over de weg trekt een stinkende wolk
de lijken bevinden zich tussen de witte stenen
merkwaardig goed verborgen
kunstzinnig ingelegd tussen de gespleten stenen
elke spleet is een verwonderd oog
en de honderden de eindeloze lege ogen
zijn van niemand van niemand ook
zijn de stormen van geweld
soms gaan zij vermomd als gesloten auto’s
langzaam over de lege witte weg
maar dan is het ook zeker dat zij verdwijnen
plotseling in de heldere bloedvlek pal op de einder
[p. 436]
Lucebert
niemand weet waar hij aan toe is
messen scharen zagen priemen zachte violen
zachte bossen onder de kalme wind
die regelmatig geblazen door een berenkind
uit het grote geheimzinnige oosten komt
en toen dora pimento thuiskwam
zag zij mijnheer pimento ver uit het raam hangen
en dacht en nu denkt zij er over na
en nu is het nacht de witte muizen zijn naar bed
de grijze daarentegen vegen de vloer aan
en wassen de vaat en doen alles voor dora pimento
maar oh hoe jammer hoe klagelijk bitter dat zij
die berouw hebben en veel geween in de wereld
zoveel grappige dingen moeten missen
de bioscopen zijn voorgoed gesloten
en alle uitgelaten heren staan zwijgend tegen een grijze
blinde muur
de bisschoppen houden wel hun groot kruis open
en de deemoed kruipt door duistere paleizen gebogen
derwaarts
maar il professore alfredo oh nooit meer kussen zijn
gouden tanden oh oh una tristezza