[p. 491]
Marieke Jonkman
Reis
Met de mytylgroep naar de Vogezen.
Het zou Chris de chauffeur niet wezen
of de wagentjes moesten in de wilde
geraniums staan. Lam maar niet gek. Dus
ook naar het concentratiekamp Natzweiler
waar ik, rillend op het galgplateau,
mijn stem in de regen droger en ijler,
gedichten van Kopland voor ging lezen.
Het zou hen aan niets ontbreken en zo
voorts. Ontstemming wiste de regels uit.
Zelfmoord gaf mij maandenlang haar zegen.
Nu besloot in mij een levendige vrouw
en mogelijke bruid geen suïcide te plegen
met een touw.
[p. 492]
Binding
Je had me dus geofferd op de picnictafel.
Weerstand bood ik niet,
het hout voelde na afloop vochtig aan.
Ik stond alweer en streek mijn veren glad. Hoe verder?
Waar is het huis dat jij me bieden kan?
Zelf heb ik raak getast en verhit alsof gedaan.
Wie heeft mij in het donker naar de offerplaats gebracht,
het vuur gedragen en zichzelf ter slachting neergelegd?
Duister dreigt en je verwijt: je hebt niet eens gekraaid.
Drift die van de pauw de nek omdraait.
[p. 493]
Deze zichtbare
Begraaf ik je als je onzichtbaar blijft?
Dood ik je zichtbaar? Neem afscheid
voorgoed, voorgoed. Niemand overdrijft
dit uitgebeten sentiment, de tijd
ontfermt zich over dit te zwak moment.
Waartoe verdwijnen, waartoe wissen?
Golven mogen zich voorgoed vergissen,
de zee loochent nooit ons voortbestaan.
Ik sméék om zichtbaar voort te gaan.