Over dit hoofdstuk/artikel

Martin Bakker

over Martinus Nijhoff


1.
M. Nijhoff, De pen op papier, p. 6.
2.
Vergelijk o.a. de voordracht van Nijhoff voor de Volksuniversiteit te Enschede, afgedrukt in Lees maar, er staat niet wat er staat. Over eigen werk. 1974.
3.
Vgl. bv. A.M. Korpershoek. Nijhoffs wending. De nieuwe taalgids, xxxi, p. 298.
4.
Knuvelder. Nederlandse Letterkunde. Vierde deel, p. 285.
5.
Idem, p. 289.
6.
Theun de Vries. Martinus Nijhoff. Wandelaar in de werkelijkheid, p. 49.
7.
S. Vestdijk Aestheticisme en menselijkheid. In Muiterij tegen het etmaal II, p. 71.
8.
Idem, p. 73.
9.
Hellinga (Perspectief der varianten, p. 54) is het met de interpretatie van ?De twee nablijvers? als zijnde een dialoog tussen een boom en een schrijvertje, d.w.z. na de wijziging bij de tweede versie van de gedachtestrepen (1937 versie) niet eens. Hij ziet het gedicht in deze vorm als een monoloog door de dichter gericht tot boom en schrijvertje.
10.
Dit effect wordt krachtig gesteund door de vormgeving in vers-technisczhe zin, d.w.z. de letterlijke herhalingen en semi-letterlijke herhalingen:
?
a. – O oude boom in de achtertuin
?
b. – O eenzaam schrijvertje in het raam,
?
?
?
a. ik vraag mij af of jij nog leeft,
?
b. ik vraag mij af of dat jij schrijft
11.
Lees maar, er staat niet wat er staat. Bert Bakker. Den Haag 1974.
12.
Dit citaat en de volgende citaten komen uit ?De pen op papier?. Verzameld Werk 2* p. 1063.
13.
Deze gedachte wordt het sterkst uitgedrukt door W. Spillebeen. De geboorte van het stenen kindje, p. 161, waar hij zegt: ?De ik-persoon is Nijhoff zelf, want in Nieuwe Gedichten is ik Nijhoff zelf…? enz.
Theun de Vries in a.w. schrijft: ?Het ?schrijvertje bij het raam? wijdt zijn werk aan de nagedachtenis van moeder en broer.? p. 50. Dus Nijhoff is het schrijvertje!