[p. 616]
In de tuin wordt het donker
Een grote stilte omvat
alle geluiden. Vogels proberen
verwoed haar te verbreken.
Je hoort de fluittonen heel duidelijk
gescheiden en het gefluit in zijn geheel
ook weer gescheiden van de stilte.
Beken het maar: je kunt wel huilen
om dit krankzinnige verwisselen
van licht en donker, stilte en geluiden.
[p. 617]
Angst je alleen te laten: opgesloten
in je lichaam, gebalsemd, beschilderd
en met sieraden getooid, maar dood,
zodat geen woord je mond verlaat
en geen gebaar uit je verstarde hand opstaat
in de bedrieglijke nabootsing van de slaap.
[p. 618]
Het wachten op een toekomst
die niet komt. Het uitgestorven dorp.
Half zeven. Kwart voor zeven.
Overal eten mensen het nagerecht.
Hier moet de Kerkstraat zijn.
Ik laat je niet verouderen:
ik heb de tijd het zwijgen opgelegd.
Ik hoor weer wat je jaren geleden
hebt gezegd: ‘Een puistje op mijn wang.’
De eerste scheten komen al.
[p. 619]
Zandkorrels tellen: met een woestijn
beginnen. De lucht boven de straat
is vol sneeuwvlokken – en toch nog zoveel leegte.
Een afspraak maken in een zee van tijd.
[p. 620]
Een horde bedelaars, melaatsen,
kreupelen, bekketrekkers, leugenaars,
mondorgelspelers op bevrijdingsdag,
boeienkoningen, broodmagere hoeren
die in een vochtig onderhuis wonen,
masturbanten, elk in een eigen bed,
afbrokkelende weduwen, bevlekte
maagden, doven met werkelijke
dovemansoren, tongschrapers,
blind, om zo te zeggen, voor gezang,
doden die nog een laatste poging wagen
om op te staan en weer aan ’t werk te gaan.
Fluister maar, fluister net zolang
totdat je wijd en zijd de stilte hebt bedekt
met raadseltaal, vragen waarop geen antwoord
volgt.
[p. 621]
Niets wordt verleden, niets
wordt afgelegd: de doden leven
voort in ons als voorboden
van een toekomst die zij zijn vergeten
op weg erheen. Wij spreken
met ze om ooit van hen te weten
wat zij bedoelen en voor welke noden
en rampspoeden zij ons behoeden willen.
Er is, bij zoveel tijd, geen tijd
voor overleg, bij zoveel plaats geen plaats
voor ruggespraak of handgemeen
Het bliksemt slechts. Donder
rommelt goedmoedig in mijn woordenboeken.
Maar daarmee is niets duidelijks gezegd
of troostends. Troostend?
[p. 622]
De boom schudt zijn bladeren af
en brengt zich tot de bedelstaf.
Pas nu wordt zichtbaar hoe zijn stam zich houdt
en wat hij met zijn takken heeft bedoeld.
[p. 623]
Ik help je uit je kleren.
Ik kus je tepels: ze zijn
een beetje koud geworden.
Je neusgaten hebben de vorm
van kroontjes. De kunstige
gedraaidheid van je oor.
Waar in je hals je haar begint
is je huid het zwartst.
Ik wil je niet veranderen.
[p. 624]
Wat zoek ik in je dat ik niet bezit?
Een rasp, een spijkerbed, een galg
waaraan ik langzaam sterf
volgens een ongeschreven wet
die mij belet te zweven
als ik mijn voeten in de toekomst zet?
Maar doodzijn, zeg je, is geluk:
uitrusten van het leven. Waarom
dan zweten uit volle borst
en knopen leggen in elkanders dorst?
[p. 625]
Herfstweer zoals het was
wanneer wij beukenootjes zochten
en deze dag, waarop ik met mijn dochter
gewoon naar huis toe rij,
nog verre toekomst was
waarvan ik wonderen verwachtte.
’t Werden ook wonderen,
maar anders dan ik had gedacht:
gewoner, doodgewoner, en ook wonderlijker.
Lees de Tirade Blog

Gouden Bergen
Deze week ben ik in Bergen aan Zee; een lief huis in de duinen, waar ik samen met vier schrijversvrienden van ’s ochtends vroeg tot vlak voor het avondeten werk aan onze komende romans. Mijn tijd hier wil ik altijd optimaal gebruiken, ik maak dan grote stappen. De concentratie die in de woonkamer van ons...
Lees verder
Uitje
Drie jaar werk ik nu in Café De Druif; twee personeelsuitjes gingen aan mijn neus voorbij omdat die steeds in schoolvakanties vielen. De gemiddelde leeftijd van het personeel is zesentwintig – niemand heeft kinderen of schoolvakanties. Voor ik bij de Druif begon had ik geen kloof verwacht tussen mezelf als vijftiger en jongere collega’s. Misschien...
Lees verder
Veertien
Bijna elk jaar is onze jongen jarig in de herfstvakantie. We zijn dan in Normandië, in een huis met een haard in de woonkamer en grasland voor de deur waar bonkige paardjes grazen. We wandelen er veel, ik koop voorraad op de markten en kook voor onze familie. Een man of tien, met kinderen en...
Lees verder
Blog archief



