[p. 449]
Vier gedichten
A. van Haastrecht
vandaag is weer zo’n zenuwedag
er dreigt van alle kanten isolement
het begon er al mee dat gisteren
eerste pinksterdag
de gemeentezekering van de
electriciteitsvoorziening doorsloeg
ik zou willen schrijven
als het etiket op een wegwerpfles
door de eindeloze herhaling
wordt het geloofwaardig
of tekens overtrekken op een blinde muur
tot het een icoon wordt
maar ik zie steeds mijn eigen handschrift
mijn voeten mijn afgebeten balpunt
ik kan me alleen tot de feiten bepalen
[p. 450]
we keken te ratum naar de uitzonderlijk heldere
sterrenhemel
ach je komt niet veel verder dan de grote beer
wat me doet herinneren
de avondoefening op de hei bij ossendrecht
toen ik verdwaalde en me oriënteerde op de grote beer
en nochtans van angst zomaar
een zaaduitstorting kreeg
van angst nota bene
al die sterren
en het gezeur over het eindige
of oneindige van het heelal
de broek van mijn werkpak was nauw
en hard in het kruis
[p. 451]
zo zag ik laatst een grote foto
van rob b. en mij met de bouvier trik
een warme middag eind september 40
in de manege achter clingendael
momentopname
rob heeft me een tennisbal toegegooid
(later zou hij softbowler worden bij h.v.v.)
ik zal vangen maar de bal ligt op de grond
juist tussen mijn schaduwhanden
trik loopt er met tegenzin naartoe
(hij stond onder appel)
bal goed uit laten komen schreef de fotograaf
op de achterzijde, bal goed uit laten komen
nog al wiedes
rob werkt nu voor een groot concern in spanje
trik is dood, 2 jaar later blindgeschopt
door een jager
en ik zou hier nooit toe gekomen zijn
als ik niet op een stille warme middag
langs park sonsbeek was gekomen, die sfeer
een kopje thee met een biscuitje
of een pullover met kabelmotief
van dat hele rustieke
inderdaad is er een opvallende overeenkomst
tussen arnhem en den haag
plat arnhems en hoog haags
klinken vrijwel eender
men zou zich bijna vergissen
een eeuw of langer werden beide steden
bepaald door de indische pensioenen
zoals meneer knol van schuin tegenover ons
met 45 jaar stond hij 2 maal per week
zijn ligusterhaag bij te knippen
in de hoek de grote hortensia waar elke avond
de poedel van de dames kastendijk overheen zeek
in arnhem zijn nog tal van deze lommerrijke plekjes
speciaal op warme achtermiddagen
waterpartij, rosarium
doolhof met uitkijktoren
bloemenuurwerk, black-power
[p. 452]
groenewoud was een gaaf voorbeeld
van een psychopaat
hij twijfelde geen ogenblik aan zichzelf
mijn eerste herhalingsoefening
zat hij in de 4. t.l. stuksbediening
samen met kruik en bink
en de anderen waarvan ik de namen niet meer weet
groenewoud kon in zijn eentje
een geschutsloop optillen
ik alleen maar aan het dunne eind
en dan hoorde ik niets meer van inspanning
we konden hem niet aan
met z’n allen niet, ook niet als hij bezopen was
hij deed niets, droeg 3 weken zijn hand in een mitella
maar had daarentegen een enorme grote bek
wel zorgde hij dat er niets gejat werd
op een keer hadden we 2 brens, alleen
omdat hij meende dat de onze in ongerede was geraakt
na een paar dagen zei hij tegen me, ik mag je wel,
als wijf
de grachten rond naarden stonken godsgruwelijk
naar doorgekookte savoyekool
en dan was er nog die korporaal 1e klas
hij kwam ‘s nachts om 5 uur met knijpoogjes
het wachtlokaal binnen
hij had de dochter van de opperwachtmeester
genaaid in de heide
kijk, mijn ellebogen zitten nog onder de modder
en weg was hij, de volgende dag
moest de gehele afdeling aantreden voor de m.p.
er had een verkrachting plaatsgehad
de korporaal voornoemd was er slecht aan toe
hij rilde van de koorts
maar het ging over een ander geval, 2 rotmeiden
en een knul die alleen maar wat gestoeid hadden
– ik heb alleen maar wat gestoeid –
toen de m.p. weg was gaf de korporaal
een gloeiend stukje modelexcersitie weg
moet je zo’n fanatieke koelerelijer zien
zei groenewoud