Kleine Vladimir, waar ben je toch zo bang voor?
Met je kille blik heb je jezelf al zoveel nachten
opnieuw ondervraagd, sinds je kleutertijd
steeds hetzelfde patroon: niemand te vertrouwen,
de nachtelijke haas niet, je kapotgetrapte speelgoed,
de grotere jongens die je tegen de kleine opzette niet,
vader, docenten, superieuren, dat emotieloze gezicht
in de spiegel niet. De mensen in je land,
proostende vrienden die je teveel nodig hebben
om vriend te kunnen zijn – waarom moet jij toch altijd
alles alleen opknappen in je donkere bunker
terwijl anderen de lente op hun gezicht voelen?
Jij kunt er toch ook niets aan doen dat het zo begonnen is,
zo volkomen volgens angstig plan zal eindigen?