Teveel

Er is zoveel te vertellen dat de woorden vastlopen in de trechter van mijn hoofd. Maandochtend bracht ik Ada naar groep drie – groep drie alweer, ook daarover wil ik je vertellen – en toen ik terugreed en mijn eiland op kwam viel de zon recht door de Galgenstraat.

Een grote hond liep in paardenpas voorbij aan het andere einde van de straat, en blokkeerde een hondvormig deel van al die stralen. Een diep donker vlak in trage, soepele beweging.

Ik bedacht dat licht van een lage zon dat over straten ketst het mooiste zonlicht is. Fel, maar niet te fel om naar te blijven kijken. Het soort dat reinigt, net niet brandt – een bijna pijnlijk helder.

Vanochtend bracht ik mijn jongen naar de middelbare school. Ik heb een nieuwe fiets met hem gekocht om het kleine onding te vervangen waar hij al twee jaar te groot voor is. Hij zat heel hoog en heel rechtop tijdens zijn proefrit, reed een korte straat in en weer uit voordat hij de fiets goedkeurde – het keren deed hij lopend.

Tegen iedereen die erover begint zeg ik dat hij dat halfuur door de stad prima kan fietsen, dat hij goed om zich heen kijkt en zich redden kan. Ik praat daarbij heel hard.

Mijn kinderen zagen uit naar school. De vakantie was lang en warm en ik merkte dat ik er niet bij was met mijn hoofd. Pas in de laatste week zei B daar iets van, en toen had ik enorm spijt. Mijn vaders dood, mijn moeders ziekte, de dingen waar ik het ook nog met je over hebben moet.

Mijn moeder kreeg slecht nieuws. Ze houdt zich kranig, maar ik moet steeds denken aan een blikje dat vacuum getrokken wordt. Het blijft er lang hetzelfde uitzien, tot de eerste deuk erin komt; niet lang daarna volgt de tweede, en zo verder.

Klappen zonder dader, deuken die blijven. Steeds minder ruimte aan de binnenkant.

Als vrienden vragen hoe het met me gaat geef ik eerlijk antwoord, maar als ze te lang te lief aandachtig zijn maakt dat me ongeduldig. Natuurlijk is er een verdriet waaraan ik maar niet toekom. Mijn aard is ideaal in oorlogssituaties, maar in de tijd van nu kun je er weinig mee. Ik ga door zolang er dingen te doen zijn – pas jaren later komt de klap, als die al komt. Misschien ben ik zélf een blikje.

Ik heb het schrijven van deze stukjes in de zomer gemist, maar het was ook fijn om het even niet te hoeven. Twaalf jaar schrijf ik al op deze plek: ik bouwde een extern geheugen op, de dingen die me overkwamen, die opvielen, indruk op me maakten zijn hier terug te lezen. Wat zou ik onthouden hebben als ik dat niet had gedaan?

Afgelopen zaterdag waren we op de boot van Rinske. We dronken witte wijn terwijl een van de laatste warme nachten over de Amstel lag. Rob had het over de foto’s die hij bij zijn vader van de zolder heeft gehaald: hij wilde weten of hoe hij zich zijn kindertijd herinnert klopt. Mijn jeugdherinneringen zijn altijd in verzadigde oranjetinten – een tell tale sign dat ze van foto’s komen en niet uit mijn eigen hoofd.

Had ik maar geschreven toen, zei Rob. Een dagboek bijgehouden. En ik dacht: Waarom? Waarom zou je helder willen hebben hoe het wérkelijk zat? Ik geloof er niet in dat wat we vergeten verloren is. Het blijft allemaal ergens, wordt bijna lijfelijk geïntegreerd en stuurt je denken en gevoelens daarna buiten je bewustzijn bij.

Je blik verandert, de manier waarop je de wereld kadert, en in die zin vormt je niet-herinnerde verleden ook het nu.

Mijn boek komt bijna uit. We zitten in de laatste ronden met Café Dorian: deze week ligt het weer bij mijn uitgever, maar ook bij Ivo, Laura, Wytske en Geertjan. Van het één werd dit verhaal – zoals bijna altijd, bij mij – helemaal het ander. Wat ik er onder meer over kan zeggen is dat het gaat over hoe fictie de werkelijkheid overschrijft.

Mijn vertelster dicht een man uit haar verleden een heel leven toe, en in dat leven blijft een persoon die voor hen beiden belangrijk was bestaan, terwijl diegene er in werkelijkheid al lang niet meer is.

Wat ik zeggen wil is dat de werkelijkheid ons niet altijd geeft wat we nodig hebben en dat wat we onszelf voorhouden soms van groter belang is dan wat er feitelijk gebeurd zou zijn. Fictie moet waarachtig zijn om te overtuigen, en als dat zo is dan kun je de werkelijkheid ermee overschrijven, zoals ik hier al twaalf jaar doe.

Wat ik je vertel is waarachtig, is min of meer gebeurd. Soms op een andere plek, soms verdeeld over drie dagen in plaats van in een halfuur, maar het mooie is: deze versie beklijft, blijft bestaan, overschrijft met het verstrijken van de tijd wat er feitelijk gebeurde.

Ik weet dat fictie momenteel heel slecht verkoopt, maar weiger dat te accepteren. Wie zegt dat hij genoeg heeft aan de werkelijkheid neemt afscheid van zijn willing suspension of disbelief, de opschorting van je kritische blik ter wille van het meegaan in een verhaal.

Wie genoeg heeft aan de werkelijkheid neemt afstand van een hele wereld die evengoed bestaansrecht heeft en die uniek is voor onze soort. Een wereld die bovendien kan helen, die kan herstellen wat verloren ging.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.