Thuiswerken

‘Kun je garanderen dat er geen extremisten bij zijn?’

De vraag verscheen als titel van een e-mail op hun computerschermen. Ze zaten tegenover elkaar aan de eettafel. Martha keek uit op de muur met foto’s van hun gezin, Bas op het wandtapijt dat ze tien jaar geleden in Kenia hadden gekocht. Tussen hun schermen stonden een pot thee en een gedeukte koektrommel.

‘Kunnen we dat?’ vroeg Bas.

‘Daar moeten we achter komen,’ zei Martha zakelijk. Dat was een van de vreemdste elementen van thuiswerken vanwege de coronamaatregelen: de werktoon die ze voor het ministerie reserveerden klonk nu opeens aan de eettafel.

Ze typten zoektermen in databases en openden een gezamenlijke map voor rapporten en artikelen.

‘Ik ga even krentenbollen smeren,’ zei Bas, ‘voor als de kinderen zo thuiskomen.’

‘Hmm,’ zei Martha. Ze was verdiept in een rapport over rekrutering van extremisten in asielzoekerscentra.

Bas smeerde acht krentenbollen, legde ze op de grote broodplank die ze van hun vrienden hadden gekregen toen ze tien jaar waren getrouwd en nam weer plaats tegenover Martha.

‘Zou jij nog wat journalistieke stukken willen zoeken?’ vroeg ze.

Bas ging aan de slag. Hij bladerde door Nederlandse kranten, door internationale kranten, zocht overzichten van televisiereportages en tijdschriftartikelen.

‘Wat komt erbij jou uit?’ vroeg hij aan Martha.

‘Hetzelfde als bij jou denk ik, je kunt niets garanderen.’

‘Kun je de kans verkleinen?’

‘Je kunt de kans wel verkleinen,’ zei Martha beslist, ‘maar niet als je haast hebt en het overal chaos is. Als je duizend mensen hiernaartoe laat komen, kan er zomaar een tussen zitten die oorlogsmisdaden op zijn geweten heeft of die in Europa een aanslag wil plegen.’

‘En als je er tien toelaat?’ vroeg Bas.

‘`Dan kun je die kans tot bijna nul reduceren?’

‘Vijftig?’

‘Ook, bijna nul.’

‘Tweehonderdvijftig?’

‘Dat is zo’n beetje de grens.’

‘Dan moet ons advies zijn dat we het tot tweehonderdvijftig mensen kunnen garanderen?’

‘Ja.’

Hun kinderen kwamen binnen. Ze renden af op de krentenbollen en maakten ruzie over de televisie en de tablets.

‘Je moet even ingrijpen,’ zei Bas tegen Martha.

Ze stond op: ‘Lily, Willemijn, klaarmaken voor hockey. Stef, jij gaat zo met je vader naar turnen. We kijken nu geen televisie.’

De kinderen renden naar hun kamers. Hun schaduwen vielen over het toetsenbord van Bas.

‘Ik schrijf nog even snel dat bericht voor de minister,’ riep hij tegen Martha.

Nu scheen de zon opeens op zijn scherm en schreef hij: ‘Bij 22250 Afghaanse vluchtelingen is de kans dat er extremisten bij zitten verwaarloosbaar.’

Hij verstuurde het bericht, klapte zijn scherm dicht en liep naar de gang om zijn schoenen te zoeken.

‘Bas!!’ riep Martha vanuit hun slaapkamer.

‘Ja?’

‘Er staat tweeëntwintigduizendtweehonderdvijftig?’

‘Wat?’

‘Je hebt twee tweeën te veel getypt.’

‘Oh, verdomme! Ik pas het aan.’

‘Wat?!’

‘Ik typ een nieuwe mail als ik daar ben, ik heb nu geen tijd meer!’

‘Hoeft niet,’ riep Martha, ‘heb ik al gedaan!’

En daarna riepen ze tegelijk. ‘Stef! Nu! Opschieten! We komen te laat!’

Stef kwam naar beneden, maakte een radslag in de gang en hief bij de voordeur zijn handen in de lucht.

‘Niet schieten,’ zei hij lachend. ‘Ik kom al mee.’


Foto: Mohammad Rahmani (Unsplash)

Foto van Menno van der Veen
Menno van der Veen

Menno van der Veen studeerde filosofie en wijsbegeerte. In 2019 publiceerde hij zijn tweede roman Ontweten bij Van Oorschot. Menno werkt ook als onderzoeker, consultant en trainer op het gebied van democratie, participatie en mensenrechten. Momenteel werkt hij aan zijn derde roman (werktitel Het profetenverbod). Die is naar verwachting klaar in 2022.