‘Zoals de meeste mannen heb ik iets met kakken.’

Het is interessant hoe inventief het geheugen te werk kan gaan. Of eigenlijk: hoe volkomen verkeerd je je sommige dingen kunt herinneren.
            In 2005 las ik de briefwisseling tussen A.F.Th. van der Heijden en Jean-Paul Franssens, Ik heb je nog veel te melden. Ik herinnerde me een fascinerende poepscène uit een brief van Franssens. Toen ik die naar aanleiding van mijn blog van vorige week probeerde op te zoeken, kon ik hem niet terugvinden. Wel trof ik twee passages aan die er blijkbaar samen voor hebben gezorgd dat ikzelf een compleet andere scène verzonnen heb.
            De scène die ik me dacht te herinneren maar die nergens in Ik heb je nog veel te melden is terug te vinden, komt ongeveer hierop neer: Franssens zit in een trein die door Frankrijk rijdt. Op de bank tegenover hem zit zo’n beetje de mooiste vrouw die hij ooit is tegengekomen. Hij beschrijft uitgebreid hoe mooi en volmaakt ze is.
            Vervolgens moet Franssens naar de wc. Hij staat op, loopt door de gang en kan vervolgens de wc-deur niet dicht krijgen. Hij gaat op de pot zitten, de trein schommelt nogal en een volgend moment ligt hij op de wc-vloer van de trein, in zijn eigen poep waarmee hij zich al vallende min of meer compleet heeft ondergesmeerd.
            De deur gaat open en op dat moment verschijnt in de deuropening die verschrikkelijk mooie vrouw.
            Zo had ik het me herinnerd. Compleet door mijzelf verzonnen blijkbaar.
            De twee scènes die samen mijn fantasie op hol hebben gebracht zijn te vinden op pagina 140 en 207-208. Op die eerste pagina staat de volgende passage: ‘In het buitenland heb ik behoorlijk veel overvloedige stoelgang. Waarschijnlijk door al dat vele eten. Ik heb ook altijd wc-papier op zak voor noodgevallen voor in berg, bos, heide of veld. Zoals de meeste mannen heb ik iets met kakken. Winden en ruften is mijn lust en mijn leven. Erfelijk? Je moet Henk Hofland eens een strontverhaal vertellen, hoe die daarvan opgloort.’ Vervolgens beschrijft hij hoe hij nogal dringend naar de wc moest maar dat niet kon duidelijk maken aan een Franse winkelier.
            Het ‘strontverhaal’ speelde zich dus af in Frankrijk, in die zin zat mijn geheugen goed. Ook dat Franssens blijkbaar gefascineerd was door poep heb ik mij goed herinnerd. Maar die trein heb ik zelf verzonnen en ook dat hij al poepende op de wc-vloer belandde. De bloedmooie vrouw komt uit de pagina’s 207-208.
            Ik heb de scène in mijn vorige blog al kort beschreven: Franssens zit te eten in een hotel in Italië. Hij wordt bediend door een meisje dat hij als volgt beschrijft: ‘Adri, zoiets ben jij in je hele leven niet tegengekomen. En mooi dat dat meisje was. Een schitterend, klassiek Italiaans gezicht.’ Na het eten ging hij naar zijn kamer. De wc was op het balkon: er was een gat en er lag een wc-rol. ‘Dat kwam goed uit,’ schrijft Franssens, ‘want ik moest verschrikkelijk nodig. Kledderdeklets ruist de verwerkte pasta naar omlaag en kledderdeklets word ik van boven tot onder volgescheten. Maar dan ook helemaal. Ik schreeuw het uit en kijk vanaf het balkon naar boven, waar nog een balkon is, met precies zo’n gat als waardoor ik mijn boodschap had gedaan. Wie had mij zo ferm en zonder omhaal volgekakt? Precies, de […] mooiste Italiaanse van het westelijk halfrond’, het meisje dat hem eerder bediend had.
            Bij nader inzien heeft die eerste passage er eigenlijk niet zoveel mee te maken en is het vooral de tweede waarmee mijn creatieve geheugen aan de haal is gegaan. Uit pagina 140 blijkt hooguit dat Franssens het verhaal over de zelfbevlekking in de trein had kúnnen vertellen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *